Translations for „zullen“ in the Dutch » German Dictionary

zul·len¹ <zou> [zʏlə(n)] VB aux

1. zullen (ter vorming van de toekomende tijd):

zullen

werden

je zult er eens spijt van hebben

das wird dir noch leidtun

(als bedreiging) wacht maar, ik zal je!

na, warte! dich werde ich schon noch kriegen!

ik zal eens kijken

ich will mal sehen

ik heb beloofd te zullen komen

ich habe versprochen zu kommen

dat zul je nu altijd zien!

es ist immer (wieder) dasselbe!

2. zullen (ter vorming van de conditionalis):

zullen

würden

zou je denken?

meinst du?

ik zou het doen

ich würde es tun

zou je ze niet?

ich könnte sie ohrfeigen!

zul·len² <zou> [zʏlə(n)] VB mod aux

zullen

sollen

zou je niet eens naar bed gaan?

solltest du nicht allmählich ins Bett gehen?

het zal je gebeuren!

stell dir das mal vor!

het zou wat

na, und?

je zult dat laten

du sollst das lassen

men zou menen (dat ...)

man sollte meinen, (dass ...)

hij zou zijn ouders niet meer terugzien

er sollte seine Eltern nicht wiedersehen

de trein zou juist vertrekken

der Zug sollte gerade abfahren

dat zal wel

das mag sein

dat zal wel

ah ja?

het zal je kind maar wezen! iron

≈ mit so einem Kind hat man aber wirklich Glück!

wie zou daar wonen?

wer mag dort wohnen?

wij zouden om 9 uur bij het station zijn (afspraak)

wir sollten um 9 Uhr am Bahnhof sein

zul·len³ <zou> [zʏlə(n)] VB intr

zullen

sollen

wat zou dat?

was soll das?

Usage examples with zullen

we zullen kijken of …

wir werden sehen, ob …

we zullen moeten takelen

wir werden eine Winde benötigen

we zullen hem hebben

wir werden ihn schon kriegen inf

waarheen zullen wij gaan?

wohin werden wir gehen?

zullen we ruilen?

wollen wir tauschen?

wat zullen we gaan doen?

was sollen wir machen?

wat zullen we nou krijgen!

was ist denn jetzt los!

daar zullen ze van opzien fig

die werden sich wundern

we zullen eens gaan kijken

das werden wir uns mal näher ansehen

zullen we een balletje slaan?

wollen wir eine Runde Tennis spielen?

we zullen het wel schikken

das werden wir schon in Ordnung bringen

we zullen maar eens opstappen

wir wollen jetzt mal gehen

we zullen nog wel zien

wir werden ja sehen

zullen we een eindje gaan varen?

wollen wir eine Bootsfahrt machen?

daar zullen we het bij laten

dabei wollen wir es bewenden lassen

wij zullen er maar overheen stappen (er niet (meer) over praten)

wir wollen das mal übergehen

zullen we het (maar) weer goedmaken?

wollen wir uns wieder vertragen?

we zullen dat gauw even regelen

wir sollten das mal schnell regeln

de laatsten zullen de eersten zijn prov

die Letzten werden die Ersten sein