Translations for „torlos“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ko·los <kolos|sen> [kolɔs] N m

1. kolos (voorwerp):

kolos

Koloss m

2. kolos (personen):

kolos

Riese m

kolos

Koloss m hum

een kolos van een kerel

ein riesenhafter Kerl

to·pos <topoi> [topɔs] N m lit.

topos

Topos m

oor·log <oorlog|en> [orlɔx] N m

oorlog

Krieg m

in geval van oorlog

im Kriegsfalle

koude oorlog

kalte(r) Krieg m

in tijden van oorlog

in Kriegszeiten

oorlog voeren tegen iem

Krieg führen gegen jdn

met iem op voet van oorlog staan

mit jdm auf dem Kriegsfuß stehen

eer·loos [erlos] ADJ

eerloos

ehrlos

eerloos

unehrenhaft

hor·lo·ge <horloge|s> [hɔrloʒə] N nt

horloge

Uhr f

horloge (aan pols)

Armbanduhr f

de horloges gelijkzetten

die Uhren vergleichen

zijn horloge gelijkzetten

seine Uhr richtig stellen

loopt jouw horloge goed?

geht deine Uhr richtig?

op mijn horloge is het zes uur

nach meiner Uhr ist es sechs

een staand horloge

eine Standuhr

toe·loop [tulop] N m geen pl

toeloop

Zulauf m

toeloop

Zuspruch m

toeloop (van veel mensen)

Andrang m

to·ren·klok <torenklok|ken> [torə(n)klɔk] N f

1. torenklok (luiklok):

torenklok

Turmglocke f

2. torenklok (uurwerk):

torenklok

Turmuhr f

to·ren <toren|s> [torə(n)] N m

toren

Turm m

in een ivoren toren zitten fig

im Elfenbeinturm sitzen

hoog van de toren blazen fig (een grote mond hebben)

große Sprüche klopfen inf

hoog van de toren blazen (hoge eisen stellen)

(allzu) hohe Anforderungen stellen

tor·nen² <tornde, h. getornd> [tɔrnə(n)] VB intr (losgaan aan de naden)

tornen

sich auftrennen

tornen

aufgehen

er valt aan deze beslissing niet te tornen

an dieser Entscheidung ist nicht zu rütteln

tor·sen <torste, h. getorst> [tɔrsə(n)] VB trans

1. torsen (met grote moeite dragen):

torsen

schleppen

2. torsen (gebukt gaan onder):

torsen

tragen

3. torsen (torderen):

torsen

verdrehen

torsen

verwinden

torsen

tordieren spec

tor·sie [tɔrsi] N f geen pl

torsie nat., wisk.

Torsion f

tor <tor|ren> [tɔr] N f

tor

Käfer m

toost <toost|en> [tost] N m

toost

Toast m

toost

Trinkspruch m

een toost op iem uitbrengen

einen Toast auf jdn ausbringen

toss [tɔs] N m geen pl

toss

Seitenwahl f

toorts <toorts|en> [torts] N f

1. toorts (fakkel):

toorts

Fackel f

2. toorts plantk.:

toorts

Wollblume f

toorts

Königskerze f

to·re·a·dor <toreador|es> [torejadɔːr] N m

toreador

Toreador m

toreador

Stierkämpfer m