Translations for „vorspuren“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

vorst·grens <vorst|grenzen> [vɔrstxrɛns] N f

vorstgrens

Frostgrenze f

op·stu·ren <stuurde op, h. opgestuurd> [ɔpstyrə(n)] VB trans

opsturen

zuschicken

opsturen

zusenden

opsturen

zustellen

opsturen

schicken

ver·hu·ren <verhuurde, h. verhuurd> [vərhyrə(n)] VB trans

verhuren

vermieten

verhuren (roerende goederen)

verleihen

kamers aan studenten verhuren

Zimmer an Studenten acc vermieten

ver·zu·ren¹ <verzuurde, i. verzuurd> [vərzyrə(n)] VB intr

1. verzuren (zuur worden):

verzuren ook fig

versauern

de melk verzuurde

die Milch wurde sauer

2. verzuren (spieren):

verzuren

übersäuern

bor·du·ren <borduurde, h. geborduurd> [bɔrdyrə(n)] VB trans

borduren

sticken

borduren (erop borduren)

besticken

borduren (erin borduren)

einsticken

met goud geborduurd

goldgestickt

met goud geborduurd

goldbestickt

door·scheu·ren¹ <scheurde door, h. doorgescheurd> [dorsxørə(n)] VB trans (stukscheuren)

doorscheuren

durchreißen

doorscheuren

zerreißen

doorscheuren

entzweireißen

vorst·vrij [vɔrstfrɛi] ADJ

vorstvrij

frostfrei

af·stu·ren² <stuurde af, i. afgestuurd> [ɑfstyrə(n)] VB intr

afsturen (van iets weg)

wegsteuern

afsturen (op iets af)

zusteuern

afsturen (op iets af)

lossteuern

plotseling stuurde zij op hem af

plötzlich steuerte sie auf ihn los

op·beu·ren² <beurde op, h. opgebeurd> [ɔbørə(n)] VB intr

opbeuren

Laune machen

dat beurt op

das macht Laune

be·stu·ren <bestuurde, h. bestuurd> [bəstyrə(n)] VB trans

1. besturen (voer-, vaartuig):

besturen

steuern

besturen

lenken

besturen

führen

een auto besturen

ein Auto lenken

draadloos besturen

fernlenken

draadloos besturen

fernsteuern

2. besturen (werktuig):

besturen

bedienen

een hijskraan besturen

einen Hebekran führen

3. besturen (leiden):

besturen

leiten

een land besturen

ein Land lenken [o. regieren]

een stad besturen

eine Stadt verwalten

een stichting besturen

eine Stiftung leiten

fri·tu·ren <frituurde, h. gefrituurd> [frityrə(n)] VB trans

frituren

frittieren

in·stu·ren <stuurde in, h. ingestuurd> [ɪnstyrə(n)] VB trans

1. insturen (inzenden):

insturen

einschicken

insturen

einsenden

2. insturen (naar binnen sturen):

insturen

hineinsteuern

insturen

hineinlenken

insturen

steuern in +acc

insturen

lenken in +acc

een auto een zijstraat insturen

einen Wagen in eine Seitenstraße einlenken

3. insturen (zenden naar een plaats):

insturen

schicken in +acc

insturen

senden in +acc

iem de dood insturen

jdn in den Tod schicken

na·stu·ren <stuurde na, h. nagestuurd> [nastyrə(n)] VB trans

nasturen

nachschicken

nasturen

nachsenden

iems post nasturen

jdm die Post nachsenden

vorst·ver·let [vɔrstfərlɛt] N nt geen pl

vorstverlet

frostbedingte(r) Arbeitsausfall m