German » Dutch

Translations for „austräglerin“ in the German » Dutch Dictionary (Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

ˈaus·tra·gen: transitive verb
Aus·ˈtra·li·en: noun
Aus·ˈtra·li·er: noun
aus·ˈtra·lisch: adjective and adverb
ˈaus·trin·ken: transitive verb
ˈaus·tre·ten: intransitive verb
ˈaus·trei·ben: intransitive verb
ˈaus·tei·len: transitive verb

You are viewing results spelled similarly: austragen , austeilen , austreiben , austreten , austrinken , australisch , Australier and Australien

ˈaus·tra·gen VB trans

1. austragen (zu Fuß zustellen):

2. austragen (ausfechten):

einen Konflikt austragen

een conflict uitvechten [o. beslechten]

3. austragen (bis zur Geburt behalten):

ten einde dragen

ein ausgetragenes Kind

een voldragen kind

4. austragen (verbreiten):

Neuigkeiten austragen

nieuwtjes rondvertellen

5. austragen (streichen):

6. austragen SPORTS (stattfinden lassen):

ein Pokalspiel austragen

een bekerwedstrijd spelen

Aus·ˈtra·li·en <Australiens> [ ͜ausˈtraːli̯ən] N nt kein pl

Aus·ˈtra·li·er(in) <Australiers, Australier> N m(f)

Australier(in)

Australiër(Australische) m (f)

aus·ˈtra·lisch [ ͜ausˈtraːlɪʃ] ADJ

australisch

ˈaus·trin·ken VB trans

ˈaus·tre·ten¹ VB intr

1. austreten (ausscheiden, verlassen):

(vrijwillig) verlaten

2. austreten (herausdringen):

dort tritt Wasser aus

daar komt water naar buiten [o. tevoorschijn]

3. austreten inf (zur Toilette gehen):

zich even verwijderen

van het toilet gebruikmaken

ˈaus·trei·ben¹ VB intr BOT

ˈaus·tei·len VB trans

Bücher an/unter die Teilnehmer austeilen

boeken aan/onder de deelnemers uitdelen

den Segen austeilen

wer austeilt, muss auch einstecken prov

wie kaatst, moet de bal verwachten

Browse the dictionary

German

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski