Translations for „fiatteren“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈflat·tern [ˈflatɐn] VB intr

1. flattern (mit den Flügeln):

flattern

fladderen ook fig.

flattern

vliegen

Fledermäuse flattern

vleermuizen fladderen

2. flattern AUTO:

flattern (hin und her schlagen)

fladderen

flattern (hin und her schlagen)

wapperen

flattern (vom Wind bewegt)

klapperen

Segel flattern

zeilen klapperen [o. flappen]

3. flattern (wirbeln):

flattern

dwarrelen

Blätter/Papiere flattern auf die Erde

bladeren/papieren dwarrelen op de grond

4. flattern (zittern):

flattern

trillen

5. flattern (flatterhaft sein):

flattern

onstandvastig [o. wispelturig] zijn

6. flattern inf (schwingen, baumeln):

flattern

slingeren

wat·ˈtie·ren [vaˈtiːrən] VB trans

wattieren

watteren

wattieren

met watten voeren

ˈknat·tern [ˈknatɐn] VB intr

1. knattern (von einem Motor, Mikrofon):

knattern

knetteren

knattern

sputteren

knattern

ratelen

2. knattern (sich knatternd fortbewegen):

knattern

puffen

de·bat·ˈtie·ren¹ [debaˈtiːrən] VB intr

debattieren

debatteren

schat·ˈtie·ren [ʃaˈtiːrən] VB trans

1. schattieren ART:

schattieren

schaduwen

2. schattieren AGR:

schattieren

beschaduwen

3. schattieren (abtönen):

schattieren

nuanceren

schattieren

schakeren

ra·bat·ˈtie·ren [rabaˈtiːrən] VB trans

rabattieren

korting geven op

Bat·te·ˈrie <Batterie, Batterien> [batəˈriː, -riːən] N f

Batterie

batterij

die Batterie war verbraucht

de batterij was op [o. leeg]

ˈblät·tern¹ [ˈblɛtɐn] VB intr

1. blättern (in einem Buch etc.):

blättern

bladeren

2. blättern (abbröckeln):

blättern

bladderen

ˈSchnat·ter·en·te [ˈʃnatɐ-] N f

1. Schnatterente (schnatternde Ente):

Schnatterente

snatereend

Schnatterente

snaterende eend

2. Schnatterente pej (Frau):

Schnatterente

kletskous

Schnatterente

kwebbeltante

3. Schnatterente BIOL:

Schnatterente

krakeend