Translations for „fleischgang“ in the German » Dutch Dictionary

ˈflei·schig [ˈfl͜aiʃɪç] ADJ

fleischig

vlezig

fleischig

dik

ˈfleisch·los [ˈfl͜aiʃloːs] ADJ

fleischlos

vleesloos

fleischlos

zonder vlees

die fleischlose Küche

de vegetarische keuken

ˈfleisch·lich [ˈfl͜aiʃlɪç] ADJ veraltet (sexuell)

fleischlich

vleselijk

fleischlich

zinnelijk

fleischliche Lüste

vleselijke lusten

ˈWasch·gang N m

Waschgang

wasbeurt

ˈKriech·gang N m TECH

Kriechgang

kruipversnelling

ˈVor·wasch·gang [ˈfoːɐ̯vaʃgaŋ] N m

Vorwaschgang

programma nt voor de voorwas

ˈFlei·scher(in) <Fleischers, Fleischer> [ˈfl͜aiʃɐ] N m(f)

Fleischer(in)

slager m en f

Fleischer(in)

vleeshouwer (België) m en f

Fleischer lernen inf

voor slager leren

Flei·sche·ˈrei <Fleischerei, Fleischereien> [fl͜aiʃəˈr͜ai ] N f

Fleischerei

slagerij

Fleischerei

slagerswinkel

ˈFleisch·wolf N m

Fleischwolf

vleesmolen

Fleischwolf

gehaktmolen

ˈDurch·gang N m

1. Durchgang (Passage):

Durchgang

doorgang

Durchgang

passage

2. Durchgang (Runde, Ablauf):

Durchgang

ronde

Durchgang

manche

Durchgang

serie

im ersten Durchgang POL

in eerste lezing

3. Durchgang (das Durchgehen) kein pl:

Durchgang

het gaan door

Durchgang

doortocht

Fleisch <Fleisch(e)s> [fl͜aiʃ] N nt kein pl

1. Fleisch:

Fleisch (Nahrungsmittel)

vlees nt ook fig.

Fleisch (Fruchtfleisch)

vruchtvlees nt

wenig Fleisch auf den Knochen haben inf

weinig vlees op zijn botten hebben

Fleisch fressende Tiere

vleesetende dieren

Fleisch fressende Tiere

carnivoren

Fleisch fressende Pflanzen

vleesetende [o. carnivore] planten

ein Pfahl im Fleische liter

een doorn in het vlees

das ist weder Fisch noch Fleisch

dat is geen vis en geen vlees [o. noch vis noch vlees]

sein (eigen(es)) Fleisch und Blut liter

zijn eigen vlees en bloed

sein (eigen(es)) Fleisch und Blut liter

zijn eigen kind(eren)

vom Fleisch(e) fallen inf

afvallen

vom Fleisch(e) fallen inf

vermageren

viel Fleisch auf der Bühne zeigen

veel bloot op het toneel tonen

zu Fleische kommen

aankomen [o. bijkomen]

2. Fleisch PUBL:

Fleisch

vlees nt

Fleisch

baard

Fleisch

spek nt

etw geht jdm in Fleisch und Blut über

iets wordt voor iem een routine [o. een automatisme]

Monolingual examples (not verified by PONS Editors)

German

Der Begriff stammt aus jener Zeit, als festliche Mahlzeiten noch sehr üppig waren und man sich nicht mit einem Fleischgang begnügte.

de.wikipedia.org