Translations for „ordale“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

oˈral [oˈraːl] ADJ

oral

oraal

Van·ˈda·le (Van·da·lin) <Vandalen, Vandalen> [vanˈdaːlə] N m (f) meist pl

1. Vandale (zerstörungswütiger Mensch):

Vandale (Van·da·lin)

vandaal(vandale) m (f)

2. Vandale HISTORY:

Vandale (Van·da·lin)

Vandaal(Vandaalse) m (f)

Ran·ˈda·le <Randale> [ranˈdaːlə] N f kein pl

Randale

spektakel nt

Randale

herrie

San·ˈda·le <Sandale, Sandalen> [zanˈdaːlə] N f

Sandale

sandaal

ˈVor·dach N nt

Vordach

luifel

Vordach

voordak

Vordach

afdak nt

Ko·ˈral·le <Koralle, Korallen> [koˈralə] N f

Koralle

koraal nt of f

ˈor·dern [ˈɔrdɐn] VB trans

ordern

bestellen

ordern

een order plaatsen

ˈord·nen¹ [ˈɔrdnən] VB trans

1. ordnen (sortieren):

ordnen

ordenen

ordnen

rangschikken

seine Angelegenheiten ordnen

orde op zaken stellen

2. ordnen (in Ordnung bringen):

ordnen

ordenen

ordnen

regelen

ordnen

afhandelen

in geordneten Verhältnissen leben

onder geregelde omstandigheden leven

Fi·ˈna·le <Finales, Finale(s)[o. Finali] > [fiˈnaːlə] N nt

1. Finale liter:

Finale

finale

2. Finale MUS:

Finale

finale

3. Finale SPORTS:

Finale

finale

Ka·ˈba·le <Kabale, Kabalen> [kaˈbaːlə] N f veraltet

Kabale

intrige

Kabale

kuiperij

Ri·ˈva·le (Ri·va·lin) <Rivalen, Rivalen> [riˈvaːlə] N m (f) liter

Rivale (Ri·va·lin)

rivaal(rivale) m (f)

Rivale (Ri·va·lin)

mededinger(mededingster) m (f)

ˈScha·le <Schale, Schalen> [ˈʃaːlə] N f

1. Schale (Tasse, Napf):

Schale

schaal

Schale

schotel

Schale

kom

2. Schale a. PHYS:

Schale (Fruchtschale)

schil

Schale (Fruchtschale)

schaal

Schale (Borke, Rinde)

schors

Schale (Borke, Rinde)

bolster

die äußere Schale fig

de buitenkant

3. Schale (einer Waage):

Schale

(weeg)schaal

4. Schale A (Tasse):

Schale

kop(je) nt

5. Schale HUNT (Klaue von Paarhufern) meist pl:

Schale

schaal

Schale

hoef

6. Schale TECH:

Schale

romp

7. Schale ARCHIT:

Schale

schaalconstructie

sich in Schale werfen [o. schmeißen] inf

zich opdoffen

sich in Schale werfen [o. schmeißen] inf

zijn mooiste kleren aantrekken

harte Schale, weicher Kern prov

ruwe bolster, blanke pit

ˈJor·dan <Jordans> [ˈjɔrdan] N m kein pl inf

Jordan

Jordaan

über den Jordan gehen inf

het hoekje omgaan

über den Jordan gehen inf

sterven