German » Dutch

Translations for „stoter“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

ˈsto·ßen: intransitive verb
ˈSto·i·ker: noun
ˈstö·bern: intransitive verb
ˈStäd·ter: noun
ˈStar·ter: noun
ˈStif·ter: noun
ˈsto·cken: intransitive verb
ˈstop·fen: intransitive verb
ˈstop·pen: intransitive verb

You are viewing results spelled similarly: stoßen , stoppen , stopfen , stocken , Stifter , Starter , Städter , stöbern and Stoiker

ˈsto·ßen¹ <stößt, stieß, gestoßen> [ˈʃtoːsn̩] VB intr

1. stoßen a. HUNT:

2. stoßen (holpern):

3. stoßen (treffen):

auf Bekannte stoßen

kennissen tegen het lijf lopen

4. stoßen (schießen):

mit den Füßen nach jdm stoßen

(naar) iem trappen [o. schoppen]

5. stoßen (sich anschließen):

zich aansluiten

zu einer Organisation stoßen

zich bij een organisatie aansluiten

6. stoßen (führen):

direct leiden [o. gaan]

die Straße stößt auf den Bahnhof

de straat komt op het station uit

7. stoßen (grenzen):

palen

sein Zimmer stößt an das meinige

zijn kamer ligt naast de mijne

8. stoßen veraltet:

in die Trompete stoßen

op de trompet blazen

in die Trompete stoßen

de trompet steken

ˈSto·i·ker <Stoikers, Stoiker> [ˈʃtɔ-ikɐ] N m

ˈstö·bern [ˈʃtøːbɐn] VB intr

1. stöbern:

2. stöbern region:

ˈStäd·ter(in) <Städters, Städter> [ˈʃtɛːtɐ, ˈʃtɛtɐ] N m(f)

Städter(in)

stedeling(stedelinge) m (f)

Städter(in)

stadsmens m en f

ˈStar·ter <Starters, Starter> [ˈʃtartɐ] N m (auch Person)

startinrichting

ˈStif·ter(in) <Stifters, Stifter> [ʃtɪftɐ] N m(f)

1. Stifter (Spender):

Stifter(in)

schenker(schenkster) m (f)

Stifter(in)

gever(geefster) m (f)

Stifter(in)

donateur(donatrice) m (f)

2. Stifter (Gründer):

Stifter(in)

stichter(stichtster) m (f)

ˈsto·cken [ˈʃtɔkn̩] VB intr

1. stocken (zeitweilig stillstehen, innehalten):

die Geschäfte stocken

de zaken stagneren

ins Stocken geraten [o. kommen]

ins Stocken geraten [o. kommen]

ins Stocken geraten [o. kommen]

ohne Stocken lesen

zonder haperingen lezen

2. stocken (Stockflecken kriegen, schimmeln):

vochtvlekken krijgen

3. stocken (versperren):

stocken region SGer A CH

stocken region SGer A CH

ˈstop·fen¹ [ˈʃtɔ͜pfn̩] VB intr

1. stopfen (die Verdauung hemmen):

tot constipatie leiden

2. stopfen (sättigen):

verzadigd maken

3. stopfen inf (hineinzwängen):

zitten proppen [o. schrokken]

ˈstop·pen¹ [ˈʃtɔpn̩] VB intr

Browse the dictionary

German

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski