Translations for „verholpen“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ver·ˈhal·len VB intr

verhallen

verklinken

verhallen

wegsterven

ver·ˈhal·ten¹ ADJ

1. verhalten (unterdrückt):

verhalten

ingehouden

verhalten

onderdrukt

verhaltener Spott

verholen spot

2. verhalten (beherrscht):

verhalten

voorzichtig

verhalten

beheerst

3. verhalten (zurückhaltend):

verhalten

gedempt

verhalten

decent

ver·ˈhö·ren¹ VB trans (offiziell befragen)

verhören

verhoren

verhören

ondervragen

ver·ˈhöh·nen VB trans

verhöhnen

honen

verhöhnen

bespotten

verhöhnen

belachelijk maken

ver·ˈhau·en¹ VB trans irreg

1. verhauen inf (verprügeln):

verhauen

afranselen

verhauen

een pak slaag geven

du siehst ja ganz verhauen aus! fig

wat zie jij er onmogelijk uit!

2. verhauen inf SCHOOL:

verhauen

verknoeien

verhauen

verprutsen

3. verhauen inf (verschwenden):

verhauen

erdoor jagen

verhauen

opmaken

ver·ˈhe·xen VB trans

verhexen

beheksen

verhexen

betoveren

es ist wie verhext! inf

het is of de duvel ermee speelt

ver·ˈhu·ren VB trans pej

verhuren

verhoeren

verhuren

met hoeren doorbrengen

ver·ˈhü·ten [fɛɐ̯ˈhyːtn̩] VB trans

verhüten

voorkómen

verhüten

verhinderen

verhüten

verhoeden

das verhüte Gott [o. der Himmel]!

dat verhoede God [o. de hemel] !

ver·ˈhaf·ten VB trans

verhaften

arresteren

verhaften

in hechtenis nemen

Ver·ˈhal·ten <Verhaltens> N nt kein pl

Verhalten

gedrag nt

Verhalten

handelwijze

Verhalten

houding

Tiere, die ein geselliges Verhalten zeigen

dieren die in kudden [o. troepen] leven

ver·ˈhan·gen [fɛɐ̯ˈhaŋən] ADJ

1. verhangen (bewölkt):

verhangen

bewolkt

verhangen

met laaghangende bewolking

2. verhangen (verhängt, zugehängt):

verhangen

bedekt

verhangen

dichtgehangen

ein verhangenes Fenster

een geblindeerd raam

ver·ˈhän·gen VB trans irreg

1. verhängen (zuhängen):

verhängen

hangen (voor)

verhängen

bedekken

2. verhängen (aussprechen):

verhängen

opleggen

verhängen

uitvaardigen

den Ausnahmezustand verhängen

de staat van beleg afkondigen

das Todesurteil verhängen

de doodstraf uitspreken

ver·ˈhar·ren VB intr

1. verharren (stehen bleiben):

verharren

blijven

verharren

vertoeven

2. verharren (hartnäckig bleiben):

verharren

volharden

verharren

blijven bij

verharren

volhouden

auf [o. bei ] einer Meinung verharren

bij een mening blijven

ver·ˈhär·ten¹ VB intr

verhärten

verharden

verhärten

hard worden

ver·ˈheh·len VB trans liter

verhehlen

verhelen

verhehlen

verbergen

verhehlen

verzwijgen

ver·ˈhei·len VB intr

verheilen

(helemaal) genezen

ver·ˈhö·kern [fɛɐ̯ˈhøːkɐn] VB trans inf

verhökern

verpatsen

verhökern

versjacheren