German » Dutch

Translations for „zeeën“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

ˈze·chen: intransitive verb
ˈzeh·ren: intransitive verb
ˈzei·gen: transitive verb
ˈzel·ten: intransitive verb
ˈzeu·gen: intransitive verb
ˈzer·ren: transitive verb
zehn: cardinal number
be·ˈen·gen: transitive verb
be·ˈen·den: transitive verb
Spleen: noun
Ze·ˈment: noun

You are viewing results spelled similarly: zerren , zeugen , zelten , zeigen , zehren , zechen , zehn , beenden , beengen , Zement and Spleen

ˈze·chen [ˈ͜tsɛçn̩] VB intr inf

ˈzeh·ren [ˈ͜tseːrən] VB intr

teren

zehren (erschöpfen, schwächen)

ein zehrendes Heimweh liter fig

een knagend heimwee

noch lange von seinem Urlaub zehren

nog lang nagenieten van zijn vakantie

du zehrst von deinem früheren Ruhm fig (sich ernähren)

jij teert op je vroegere roem

ˈzei·gen² [ˈ͜ts ͜aign̩] VB trans

zeigen (vorführen)

zeigen (vorführen)

zeigen (deutlich machen)

zeigen (deutlich machen)

uiten

zeigen (erkennen lassen)

er zeigte seinen Ärger

hij liet zijn ergernis merken

jdm die kalte Schulter zeigen

iem de rug toekeren

das Thermometer zeigte siebzehn Grad

de thermometer stond op zeventien graden

was zeigt die Waage?

wat geeft de weegschaal aan?

er zeigte mir den Weg

hij wees mij de weg

dem werde ich(')s zeigen!

die zal ik krijgen!

dem werde ich(')s zeigen!

die krijg ik nog wel!

dem werde ich(')s zeigen!

hem zal ik eens iets laten zien!

dem werde ich(')s zeigen!

die zal nog opkijken!

jdm zeigen, wo der Zimmermann das Loch gelassen hat inf

iem (het gat van) de deur wijzen

ˈzel·ten [ˈ͜tsɛltn̩] VB intr

ˈzeu·gen¹ [ˈ͜ts ͜ɔygn̩] VB intr

een getuigenverklaring afleggen

das zeugt für seine Aufrichtigkeit fig a. LAW

dat getuigt [o. is een bewijs] van zijn oprechtheid

das zeugt von Mut fig

dat getuigt van moed

ˈzer·ren [ˈ͜tsɛrən] VB trans

das zerrt an meinen Kräften fig

dat vergt veel van mijn krachten

etw an die Öffentlichkeit zerren fig

iets in de publiciteit brengen

ich habe mir einen Muskel gezerrt MED

ik heb een spier verrekt

jdn vor Gericht zerren fig

iem voor het gerecht [o. de rechter] slepen

zehn [ ͜tseːn] NUM

zehn

tien

be·ˈen·gen VB trans

sehr beengt wohnen

erg klein behuisd zijn

be·ˈen·den VB trans

die Krise ist noch nicht vorüber

de crisis is nog niet ten einde [o. voorbij]

Spleen <Spleens, Spleene[o. Spleens] > [ʃpliːn, spliːn] N m

1. Spleen inf (Tick):

tic

gril

kuur

2. Spleen (Laune) kein pl:

Ze·ˈment <Zement(e)s, Zemente> [ ͜tseˈmɛnt] N m

cement nt of m

Browse the dictionary

German

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski