Dutch » German

edel·hert <edelhert|en> [edəlhɛrt] N nt

sim·pel·heid [sɪmpəlhɛɪt] N f geen pl

2. simpelheid (onnozelheid):

Einfalt f form

speel·helft <speelhelft|en> [spelhɛlft] N f

1. speelhelft (helft van een veld):

2. speelhelft (helft van de speelduur):

in·zen·den <zond in, h. ingezonden> [ɪnzɛndə(n)] VB trans

1. inzenden (binnen een ruimte zenden):

in·zen·der <inzender|s> [ɪnzɛndər] N m

in·zet·ten1 <zette in, h. ingezet> [ɪnzɛtə(n)] VB trans

4. inzetten:

inzetten SPORTS, muz.

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski