Translations for „bogota“ in the Dutch » German Dictionary

boot <boten> [bot] N f

1. boot (vaartuig):

boot

Boot nt

de boot afhouden (zich aan iets onttrekken)

sich drücken

de boot afhouden (zich aan iets onttrekken)

nicht mitmachen

hij heeft de boot gemist fig

für ihn ist der Zug abgefahren

de boot naar Breskens

die Fähre nach Breskens

uit de boot vallen fig

≈ aus dem Rennen sein

boten te huur!

Bootsverleih!

boten te huur!

Bootsvermietung!

nu is de boot aan fig

jetzt ist der Teufel los

2. boot (reddingsboot):

boot

Boot nt

boot

Rettungsboot nt

boot

Beiboot nt

een boot uitzetten

ein Beiboot aussetzen

iem in de boot nemen

jdn ins Boot holen

bo·gen¹ <boogde, h. geboogd> [boɣə(n)] VB intr

bogen

sich rühmen

op iets kunnen bogen

sich einer Sache gen rühmen können

het instituut kan op een rijke traditie bogen

das Institut hat eine reiche Tradition aufzuweisen [o. vorzuweisen]

quo·ta <quota|'s> [kwota] N f

quota

Quote f

bot¹ [bɔt] N f geen pl plantk.

bot

Knospe f

in bot staan

knospen

in bot staan

Knospen treiben

boog¹ <bogen> [box] N m

1. boog (schiettuig):

boog

Bogen m

de boog kan niet altijd gespannen zijn prov

allzu straff gespannt, zerspringt der Bogen

2. boog bouww.:

boog

Bogen m

3. boog (kromme lijn):

boog

Bogen m

met een (grote) boog om iets heenlopen fig

einen großen Bogen um etw machen

4. boog ((ere)poort):

boog

Bogen m

elektrische boog

Lichtbogen m

boy·cot <boycot|ten, boycot|s> [bɔjkɔt] N m

boycot

Boykott m

een boycot tegen een land afkondigen

den Boykott über ein Land verhängen

jo·ta <jota|'s> [jota] N f

jota

Jota nt

hij kent [o. snapt] er geen jota van

er begreift kein Jota davon

hij kent [o. snapt] er geen jota van

er versteht nicht die Bohne davon

no·ta <nota|'s> [nota] N f

1. nota (rekening):

nota

Rechnung f

2. nota:

nota (geschrift)

Schriftstück nt

nota (rapport, verslag)

Bericht m

nota (ontwerp)

Entwurf m

nota pol.

Note f

een diplomatieke nota

eine diplomatische Note

nota van wijziging

Änderungsvorlage f

nota nemen van

Notiz [o. Kenntnis] nehmen von +dat

bo·bo <bobo|'s> [bobo] N m

bobo

Bonze m