Dutch » German

be·wa·ring [bəwarɪŋ] N f geen pl

er·va·ring <ervaring|en> [ɛrvarɪŋ] N f

le·vens·er·va·ring <levenservaring|en> [levənsɛrvarɪŋ] N f

even·eens [evə(n)ens] ADV

2. eveneens (op dezelfde wijze):

eve·ne·ment <evenement|en> [evənəmɛnt] N nt

1. evenement (publieke gebeurtenis):

2. evenement (gewichtig, merkwaardig voorval):

to·ve·na·rij <tovenarij|en> [tovənarɛi] N f

tovenarij → toverij

See also toverij

to·ve·rij <toverij|en> [tovərɛi] N f

be·spa·ring <besparing|en> [bəsparɪŋ] N f

1. besparing (het uitsparen):

2. besparing (het uitgespaarde):

in·kla·ring <inklaring|en> [ɪŋklarɪŋ] N f

aan·va·ring <aanvaring|en> [anvarɪŋ] N f ook fig

op·kla·ring <opklaring|en> [ɔpklarɪŋ] N f


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski