Dutch » German

ver·ba·zen2 <verbaasde zich, h. zich verbaasd> [vərbazə(n)] VB wk ww

verbazen zich verbazen (zich verwonderen):

ver·ban·nen <verbande, h. verbannen> [vərbɑnə(n)] VB trans ook fig

ver·ble·ken <verbleekte, i. verbleekt> [vərblekə(n)] VB intr

1. verbleken (bleek, bleker worden):

ver·bre·ken <verbrak, h. verbroken> [vərbrekə(n)] VB trans

ver·brui·ken <verbruikte, h. verbruikt> [vərbrœykə(n)] VB trans

ver·ba·zend [vərbazənt] ADJ

car·jac·ken [kɑːrdʒɛkə(n)] VB alleen inf.

ver·bo·den VB

1. verboden 3. pers pl imp van verbieden

2. verboden volt. deelw. van verbieden

See also verbieden

ver·be·ten <verbeten, verbetener, verbetenst> [vərbetə(n)] ADJ

1. verbeten (ingehouden):

ver·bol·gen <verbolgen, verbolgener, verbolgenst> [vərbɔlɣə(n)] ADJ

ver·ber·gen <verborg, h. verborgen> [vərbɛrɣə(n)] VB trans

ver·beu·ren <verbeurde, h. verbeurd> [vərbørə(n)] VB trans

ver·bas·te·ren1 <verbasterde, i. verbasterd> [vərbɑstərə(n)] VB intr

1. verbasteren (vervormd worden):

2. verbasteren (ontaarden):

ver·ban·ning <verbanning|en> [vərbɑnɪŋ] N f

ver·ba·li·se·ren <verbaliseerde, h. geverbaliseerd> [vɛrbalizerə(n)] VB trans

ver·baasd <verbaasde, verbaasder, meest verbaasd> [vərbast] ADJ


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski