Translations for „beschlußfassung“ in the German » Dutch Dictionary

be·ˈschluss·fä·hig [bəˈʃlʊsfɛːɪç] ADJ

beschlussfähig

met beslissingsbevoegdheid

beschlussfähig

in staat besluiten te nemen

die Versammlung war nicht mehr beschlussfähig

de vergadering had geen quorum meer voor een besluit

be·ˈschluss·reif ADJ

beschlussreif

rijp voor een beslissing

Be·ˈschluss <Beschlusses, Beschlüsse> N m

1. Beschluss (Entscheidung):

Beschluss

besluit nt

Beschluss

beslissing

einen Beschluss fassen

een besluit nemen

einen Beschluss fassen

besluiten

2. Beschluss veraltet (Abschluss, Ende) kein pl:

Beschluss

besluit nt

Beschluss

slot nt

Be·ˈschleu·ni·gung <Beschleunigung, Beschleunigungen> [-gʊŋ] N f

1. Beschleunigung (das Schnellerwerden):

Beschleunigung

versnelling

2. Beschleunigung a. AUTO:

Beschleunigung

het optrekken

Beschleunigung

acceleratie

3. Beschleunigung (das Vorantreiben):

Beschleunigung

bespoediging

Beschleunigung

verhaasting

ˈAuf·fas·sung N f

1. Auffassung (Meinung):

Auffassung

opvatting

Auffassung

mening

der Auffassung sein, dass …

van mening zijn dat …

die Auffassung einer Rolle

de interpretatie van een rol

verschiedener Auffassung sein

van mening verschillen

eine Auffassung von etw haben

een opvatting [o. mening] omtrent [o. over] iets hebben

zu einer Auffassung gelangen

tot een mening [o. opvatting] komen

2. Auffassung:

Auffassung (Verständnis)

bevatting(svermogen)

Auffassung (Verstand)

verstand nt

eine schnelle Auffassung haben

vlug van begrip zijn

ˈRoh·fas·sung N f

Rohfassung

concept nt

Rohfassung

voorlopige vorm

Ver·ˈfas·sung <Verfassung, Verfassungen> [fɛɐ̯ˈfasʊŋ] N f

1. Verfassung POL:

Verfassung

grondwet

Verfassung

constitutie

2. Verfassung (Satzung):

Verfassung

statuten

Verfassung

reglement nt

3. Verfassung (körperlicher Zustand):

Verfassung

gesteldheid

Verfassung

toestand

Verfassung

conditie

der Fußballer war in blendender Verfassung

de voetballer was in geweldige vorm

4. Verfassung (seelisch):

Verfassung

gemoedsgesteldheid

Verfassung

stemming

ˈKurz·fas·sung N f

Kurzfassung

verkorte versie

Be·ˈschaf·fung <Beschaffung> [bəˈʃafʊŋ] N f kein pl

1. Beschaffung:

Beschaffung

aanschaffing

Beschaffung

bezorging

Beschaffung

aanschaf

2. Beschaffung (Erwerbung):

Beschaffung

verkrijging

Beschaffung

verwerving

Be·ˈschimp·fung <Beschimpfung, Beschimpfungen> [bəˈʃɪmpfʊŋ] N f

Beschimpfung

belediging

Be·ˈschrif·tung <Beschriftung, Beschriftungen> [-tʊŋ] N f

Beschriftung

opschrift nt

Beschriftung

tekst

be·ˈschla·gen² VB trans irreg

beschlagen

beslaan

Be·ˈschäf·ti·gung <Beschäftigung, Beschäftigungen> [bəˈʃɛftɪgʊŋ] N f

1. Beschäftigung (Arbeit):

Beschäftigung

werk nt

einer Beschäftigung nachgehen

werken

einer Beschäftigung nachgehen

zijn werk doen

2. Beschäftigung (das Sichbeschäftigen):

Beschäftigung

het zich bezighouden

Beschäftigung

bemoeienis

Be·ˈschul·di·gung <Beschuldigung, Beschuldigungen> [bəˈʃʊldɪgʊŋ] N f

Beschuldigung

beschuldiging

eine Beschuldigung gegen jdn erheben

een beschuldiging tegen iem inbrengen