German » Dutch

Translations for „beschoeiing“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

be·ˈschwingt: adjective and adverb
be·ˈsche·ren: transitive verb
be·ˈschei·den: adjective and adverb
be·ˈschei·ßen: transitive verb
Be·ˈsche·rung: noun
be·ˈschie·ßen: transitive verb
be·ˈschwe·ren: transitive verb
be·ˈschö·ni·gen: transitive verb
be·ˈschwin·gen: transitive verb
Be·ˈscheid: noun
be·ˈschä·men: transitive verb
be·ˈschau·en: transitive verb
be·ˈschat·ten: transitive verb
be·ˈschla·gen: transitive verb
be·ˈschaf·fen: adjective and adverb
be·ˈschen·ken: transitive verb
be·ˈscheu·ert: adjective and adverb
be·ˈschis·sen: adjective and adverb

You are viewing results spelled similarly: beschweren , beschießen , Bescherung , bescheißen , bescheiden , bescheren , beschwingt , beschissen , bescheuert , beschenken , beschaffen , beschlagen , beschatten , beschauen , beschämen , Bescheid , beschwingen and beschönigen

be·ˈschwingt [bəˈʃvɪŋt] ADJ

1. beschwingt:

als op vleugels

met [o. vol] elan

2. beschwingt:

be·ˈsche·ren VB trans

1. bescheren (einbringen):

2. bescheren (schenken):

den Kindern wurde viel Spielzeug beschert

de kinderen kregen veel speelgoed als kerstgeschenk [o. ten geschenke]

be·ˈschei·den¹ ADJ

1. bescheiden (genügsam):

2. bescheiden inf euph (miserabel):

be·ˈschei·ßen VB trans irreg vulg

bescheißen

bescheißen fig a.

Be·ˈsche·rung <Bescherung, Bescherungen> [bəˈʃeːrʊŋ] N f

1. Bescherung (an Weihnachten):

pakjesavond onder [o. rond] de kerstboom

2. Bescherung inf iron (unangenehme Sache):

gedonder nt (in de glazen)

da liegt die (ganze) Bescherung!

daar ligt de (hele) rommel [o. het spul] !

das ist (mir) ja eine schöne Bescherung!

dat is me wat moois [o. fraais] !

be·ˈschie·ßen VB trans irreg

1. beschießen (mit Munition):

beschießen

beschießen

2. beschießen PHYS (Atomkerne):

beschießen

be·ˈschwe·ren¹ [bəˈʃveːrən] VB trans (mit Gewicht beladen)

beschweren fig

be·ˈschö·ni·gen [bəˈʃøːnɪgn̩] VB trans

beschönigen

beschönigen

ein beschönigender Ausdruck

een verzachtende uitdrukking

be·ˈschwin·gen VB trans

beschwingen

beschwingen

beschwingen

beschwingen

Be·ˈscheid <Bescheid(e)s, Bescheide> [bəˈʃ͜ait] N m

1. Bescheid (Auskunft):

antwoord nt

jdm Bescheid sagen

iem op de hoogte brengen

jdm Bescheid sagen

iem zijn mening [o. de waarheid] zeggen

2. Bescheid:

Bescheid (Nachricht)

bericht nt

Bescheid (Nachricht)

Bescheid (behördlich)

Bescheid (behördlich)

jdm Bescheid stoßen inf

iem flink [o. behoorlijk] de waarheid zeggen

Bescheid tun liter

een toost beantwoorden

ich weiß über ihn Bescheid

ik weet wat er met hem aan de hand is

Bescheid wissen

op de hoogte zijn

Bescheid wissen

er alles van weten

Bescheid wissen

veel af weten van

be·ˈschä·men VB trans

beschaamd maken

be·ˈschau·en VB trans region

be·ˈschat·ten VB trans

1. beschatten (Schatten geben):

beschatten fig a.

een schaduw werpen op

2. beschatten (überwachen):

3. beschatten SPORTS:

be·ˈschla·gen² VB trans irreg

be·ˈschaf·fen¹ ADJ

zo

wie ist es mit deinem Zustand beschaffen?

hoe is het met jouw toestand gesteld?

be·ˈschen·ken VB trans

(een geschenk [o. geschenken] ) geven (aan)

be·ˈscheu·ert [bəˈʃ͜ɔyɐt] ADJ

1. bescheuert inf (dumm):

(van lotje) getikt

2. bescheuert inf (blöd, unangenehm):

rot-

be·ˈschis·sen ADJ vulg

rot

klote-

Browse the dictionary

German

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski