Translations for „erschimmernd“ in the German » Dutch Dictionary

ˈschim·mern [ˈʃɪmɐn] VB intr

schimmern

(zacht) glanzen

schimmern

(zwak) schijnen

schimmern

(door)schemeren ook fig.

schimmern

glinsteren

die Farbe schimmert ins Rötliche

de kleur zweemt naar rood

er·ˈschie·ßen [-ˈʃiːsn̩] VB trans

erschießen

doodschieten

erschießen

fusilleren

erschossen sein inf (todmüde sein)

bekaf [o. doodmoe] zijn

erschossen sein inf (todmüde sein)

totaal verbouwereerd [o. onthutst] zijn

er·ˈschüt·tern [ɛɐ̯ˈʃʏtɐn] VB trans

1. erschüttern (zum Beben bringen):

erschüttern

doen schudden [o. beven] [o. trillen]

2. erschüttern (in Frage stellen):

erschüttern

schokken

erschüttern

aan het wankelen brengen

3. erschüttern (tief bewegen):

erschüttern

schokken

erschüttern

diep aangrijpen

ihn kann so leicht nichts erschüttern inf

hij is niet zo gemakkelijk van zijn stuk te brengen

er·ˈschaf·fen [-ˈʃafn̩] VB trans irreg liter

erschaffen

scheppen

erschaffen

voortbrengen

er·ˈschal·len [-ˈʃalən] VB intr irreg liter

erschallen

luid klinken [o. (weer)klinken]

er·ˈschei·nen [-ˈʃ͜ainən] VB intr

1. erscheinen:

erscheinen (sichtbar werden)

verschijnen

erscheinen (sich verkörpern)

zich vertonen

2. erscheinen (auftreten):

erscheinen

verschijnen

erscheinen

komen opdagen

vor Gericht erscheinen

voorkomen

nicht zum Dienst erscheinen

niet op het werk verschijnen

3. erscheinen (veröffentlicht werden):

erscheinen

verschijnen

erscheinen

uitkomen

4. erscheinen (scheinen):

erscheinen

toeschijnen

erscheinen

lijken

seine Erklärung erscheint mir lückenhaft

zijn verklaring komt mij onvolledig voor [o. lijkt mij onvolledig]

er·ˈschla·gen [-ˈʃlaːgn̩] VB trans (totschlagen)

erschlagen

doodslaan

sich erschlagen fühlen inf fig

doodmoe zijn

wie erschlagen sein inf fig

kapot [o. verbluft] [o. onthutst] zijn

er·ˈschöp·fen¹ [-ˈʃœ͜pfn̩] VB trans

1. erschöpfen (aufbrauchen):

erschöpfen

uitputten

erschöpfen

volledig verbruiken

2. erschöpfen (etw umfassen):

erschöpfen

uitputten

eine erschöpfende Auskunft

een volledige [o. alles omvattende] informatie

etw erschöpfend behandeln [o. darstellen ]

iets uitputtend behandelen

etw erschöpfend behandeln [o. darstellen ]

iets van alle kanten belichten

er·ˈschwe·ren¹ [ɛɐ̯ˈʃveːrən] VB trans

erschweren

bemoeilijken

erschweren

verzwaren

jdm das Leben erschweren

iem het leven bemoeilijken [o. lastig maken]

ˈSchim·mer <Schimmers, Schimmer> [ˈʃɪmɐ] N m

1. Schimmer (matter Glanz):

Schimmer

(zwakke) glans

Schimmer

schijnsel nt

Schimmer

schijn

2. Schimmer fig (kleine Spur):

Schimmer

zweem(pje) nt

Schimmer

glimp

Schimmer

sprankje nt

ein Schimmer von Hoffnung

een zweem van hoop

ein Schimmer von Hoffnung

een zweempje [o. sprankje] hoop

3. Schimmer inf fig (Idee):

Schimmer

notie

Schimmer

benul nt

Schimmer

idee nt

keinen blassen Schimmer haben

(er) geen flauw benul [o. idee] (van) hebben

er·ˈschlie·ßen [-ˈʃliːsn̩] VB trans

1. erschließen (nutzbar machen):

erschließen

ontsluiten

erschließen

toegankelijk maken

erschließen

openleggen

Baugelände erschließen

bouwterrein bouwrijp maken

Bodenschätze erschließen

bodemschatten exploitabel maken

neue Einnahmequellen erschließen

nieuwe bronnen van inkomsten aanboren

2. erschließen (ableiten):

erschließen

afleiden

erschließen

opmaken

erschließen

concluderen

ˈwelt·er·schüt·ternd ADJ

welterschütternd

wereldschokkend

ˈmark·er·schüt·ternd ADJ

markerschütternd

hartverscheurend

markerschütternd

door merg en been gaand

Er·ˈschie·ßung [ɛɐ̯ˈʃiːsʊŋ] N f

Erschießung

het doodschieten

Erschießung

fusillering

durch Erschießung

door de kogel

Er·ˈschwer·nis <Erschwernis, Erschwernisse> [ɛɐ̯ˈʃveːɐ̯nɪs] N f

Erschwernis

(extra) moeilijkheid [o. belasting]

er·ˈschlaf·fen¹ [ɛɐ̯ˈʃlafn̩] VB intr

1. erschlaffen (kraftlos werden):

erschlaffen

verslappen

erschlaffen

verzwakken

2. erschlaffen (die Straffheit verlieren):

erschlaffen

slap [o. rimpelig] worden

er·ˈschlei·chen [-ˈʃl͜aicn̩] VB trans pej

erschleichen

op slinkse [o. arglistige] wijze verkrijgen