Translations for „laagspanning“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈZug·span·nung N f

Zugspannung PHYS, TECH

trekspanning

ˈan·span·nen¹ VB trans

1. anspannen (straffer spannen):

anspannen

aanspannen

anspannen

(strakker) spannen

die Zügel anspannen

de teugels aanhalen

2. anspannen (zusammenziehen):

anspannen

(in)spannen

anspannen

concentreren

anspannen

aan het werk zetten

die Muskeln/Nerven anspannen

zijn spieren/zenuwen spannen

3. anspannen (mit Zugtieren bespannen):

anspannen

inspannen

anspannen

aanspannen

das Pferd/den Wagen anspannen

het paard/de wagen aanspannen [o. inspannen]

ˈAn·span·nung N f

1. Anspannung (körperlich) kein pl:

Anspannung

het (in)spannen

Anspannung

inzet

mit [o. unter ] Anspannung aller Kräfte

met inzet van alle krachten

2. Anspannung:

Anspannung

(in)spanning

Anspannung (Konzentration)

concentratie

Anspannung (Belastung)

belasting

ˈauf·span·nen VB trans

aufspannen (ziehen)

(uit)spannen

aufspannen (aufziehen)

opspannen

aufspannen (aufziehen)

openen

den Regenschirm aufspannen

de paraplu opzetten

ˈaus·span·nen¹ VB intr (ausruhen)

ausspannen

uitrusten

ausspannen

zich ontspannen

ein paar Wochen ausspannen

een paar weken rust nemen

ˈHap·pe·ning <Happenings, Happenings> [ˈhɛpənɪŋ] N nt

Happening

happening

ˈspan·nend [ˈʃpanənt] ADJ

spannend

spannend

spannend

boeiend

ˈSpan·nung <Spannung, Spannungen> [ˈʃpanʊŋ] N f

Spannung ELEC (straffe Beschaffenheit, gespannte Erwartung)

spanning

Spannung (Anspannung)

gespannen toestand

Spannung (Anspannung)

gespannenheid

Spannung (fesselnde Art)

geboeidheid

Spannung TECH

potentiaal

das erregte [o. erweckte ] Spannung

dat verwekte spanning

das erregte [o. erweckte ] Spannung

dat riep spanningen op

Spannung führen TECH

onder spanning staan

die Spannung hatte sich gelöst

de spanning was geweken

jdn in Spannung halten/versetzen

iem in spanning houden/iem gespannen maken

be·ˈspan·nen VB trans

bespannen

bespannen

ˈNach·spann [ˈnaːxʃpan] N m

Nachspann CINE, TV

aftiteling

ˈab·ge·spannt [ˈapgəʃpant] ADJ

abgespannt

uitgeput

abgespannt

(dood)moe

ˈan·ge·spannt [ˈangəʃpant] ADJ

1. angespannt:

angespannt

(in)gespannen

angespannt

geconcentreerd

mit angespannter Aufmerksamkeit

met gespannen aandacht

2. angespannt:

angespannt

gespannen

angespannt

kritiek

angespannt

bedenkelijk

ˈein·span·nen VB trans

1. einspannen (in etw spannen):

einspannen

spannen [o. zetten] in

einen Bogen in die Schreibmaschine einspannen

een vel papier in de schrijfmachine doen

2. einspannen (Pferde):

einspannen

inspannen

einspannen

voorspannen

einspannen

voor de wagen spannen

3. einspannen inf (zu einer Arbeit heranziehen):

einspannen

aan het werk zetten

ent·ˈspan·nen¹ [-ˈʃpanən] VB intr

entspannen

tot rust komen

entspannen (relaxen)

relaxen

entspannen (lockern)

ontspannen