Translations for „toespelden“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

be·ˈsol·den [bəˈzɔldn̩] VB trans

besolden (Beamte)

bezoldigen

besolden (Beamte)

salariëren

besolden (Soldaten)

soldij geven [o. uitkeren]

ˈab·mel·den VB trans

1. abmelden (seinen Umzug anzeigen):

abmelden

afmelden

ein Kind von der Schule abmelden

berichten dat een kind van school gaat

2. abmelden inf (den Austritt anzeigen):

abmelden

afzeggen

abmelden

opzeggen

sich bei einem Verein abmelden

het lidmaatschap van een vereniging opzeggen

einen Besuch abmelden

een visite afzeggen

bei jdm abgemeldet sein

bij iem afgedaan hebben [o. niet meer in tel zijn]

ˈan·mel·den VB trans

1. anmelden:

anmelden (ankündigen)

(aan)melden

anmelden (ankündigen)

aankondigen

anmelden (sich einen Termin geben lassen)

aandienen

jdn/sich anmelden

iem/zich aanmelden

2. anmelden ADMIN (sich eintragen lassen):

anmelden

aangeven

anmelden

laten registreren

eine Handelsmarke anmelden

een handelsmerk deponeren

polizeilich angemeldet in Bonn

ingeschreven in het bevolkingsregister van Bonn

3. anmelden (einschreiben):

anmelden

aanmelden

anmelden

laten inschrijven

anmelden

opgeven

seinen Sohn in der [o. zur ] Schule anmelden

zijn zoon op school aanmelden [o. laten inschrijven]

4. anmelden (ankündigen):

anmelden

naar voren brengen

anmelden

uiten

Berufung anmelden

beroep aantekenen

Berufung anmelden

in beroep gaan

einen Vergleich anmelden

een minnelijke schikking voorstellen

ˈum·mel·den VB trans

ummelden

laten overschrijven

ummelden

een wijziging laten registreren

er·ˈdul·den [-ˈdʊldn̩] VB trans

erdulden

(geduldig) verdragen

erdulden

dulden

ge·ˈdul·den [gəˈdʊldn̩] VB refl

gedulden

geduld hebben

gedulden

wachten

ˈaus·bil·den¹ VB trans

1. ausbilden (beruflich qualifizieren):

ausbilden

opleiden

ausbilden

vormen

ausbilden

scholen

ausbilden

onderrichten

er ist ein ausgebildeter Übersetzer

hij heeft een opleiding als vertaler gevolgd

2. ausbilden (entwickeln):

ausbilden

ontwikkelen

ein stark ausgebildetes Gefühl

een sterk ontwikkeld [o. verfijnd] gevoel

3. ausbilden (formen, fertigen):

ausbilden

vormen

ausbilden

maken

ausbilden

vervaardigen

der Baum bildet seine Zweige aus

de boom ontwikkelt zijn takken

ver·ˈgol·den [fɛɐ̯ˈgɔldn̩] VB trans

1. vergolden (mit Goldschicht überziehen):

vergolden

vergulden

2. vergolden fig (verschönern):

vergolden

veraangenamen

vergolden

mooier [o. prettiger] maken

3. vergolden inf (bezahlen lassen):

vergolden

er (goed) voor laten betalen

ˈvor·bil·den VB trans

1. vorbilden:

vorbilden

voorbereidend vormen

2. vorbilden:

vorbilden

een vooropleiding geven

ˈfort·bil·den VB trans

fortbilden

verder ontwikkelen [o. vormen]

fortbilden

bijscholen