Dutch » German

Translations for „klare“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

kla·re: noun
kla·ren: verb

kla·re [klarə] N m geen pl

klare

Korn m

klare

Klare(r) m

kla·ren <klaarde, h. geklaard> [klarə(n)] VB trans

1. klaren (in orde maken):

klaren inf

in Ordnung bringen

kan hij dat alleen klaren?

schafft er das alleine?

2. klaren (zuiveren):

German » Dutch

Translations for „klare“ in the German » Dutch Dictionary (Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

ˈKla·re(r): noun
klar: adjective and adverb
ˈauf·klä·ren: transitive verb
ˈauf·klä·ren: reflexive verb
ˈklä·ren: intransitive verb
ˈklä·ren: transitive verb
ˈklä·ren: reflexive verb

ˈKla·re(r) [ˈklaːrə (-rɐ)] N m decl wie adj inf (Schnaps)

Klare(r)

klare

Klare(r)

klar [klaːɐ̯] ADJ

1. klar (ungetrübt):

klar

klaar

klar

klar

die Sache geht klar fig

dat komt in orde

er trank einen Klaren

hij dronk een glaasje [o. borrel]

2. klar:

klar (bewusst)

klar (deutlich)

klar (deutlich)

klar (deutlich)

er hat einen klaren Blick fig

hij heeft een helder oordeel

nicht ganz klar im Kopf sein

niet helder in 't hoofd zijn

einen klaren Kopf behalten [o. bewahren]

't hoofd koel houden

der Kranke war bei klarem Bewusstsein

de zieke was volledig bij bewustzijn

3. klar:

klar (eindeutig)

klar (eindeutig)

klar (unmissverständlich)

(goed) verstaanbaar

klar (unmissverständlich)

klarer Fall!

klarer Fall!

vanzelfsprekend!

klarer Fall!

dat lijdt geen twijfel!

darüber bin ich mir im Klaren

dat besef ik goed

dat spreekt toch vanzelf!

klare Sache!

klare Sache!

vanzelfsprekend!

klare Sache!

dat lijdt geen twijfel!

klipp und klar

klaar en duidelijk

es wurde klar, dass …

het werd duidelijk dat …

4. klar (bereit):

klar MIL, AERO, NAUT

klaar

klar MIL, AERO, NAUT

klar Schiff machen

schoon schip maken

ˈauf·klä·ren¹ VB trans

1. aufklären (aufdecken):

ein Verbrechen aufklären

een misdaad ophelderen

2. aufklären (informieren):

jdn über den Ernst der Lage aufklären

iem over de ernst van de situatie informeren

3. aufklären (sexuell informieren):

(seksueel) voorlichten

4. aufklären (untersuchen):

5. aufklären MIL:

das feindliche Gelände aufklären

het vijandelijke gebied [o. terrein] verkennen

ˈauf·klä·ren² VB refl

1. aufklären (sich aufklären):

opgehelderd worden

duidelijk worden

das Missverständnis klärt sich auf

het misverstand wordt uit de weg geruimd

2. aufklären (sonniger werden):

es klärt sich auf

het (weer) klaart [o. heldert] op

ˈklä·ren¹ [ˈklɛːrən] VB intr SPORTS

(de bal) wegwerken

ˈklä·ren² [ˈklɛːrən] VB trans

1. klären:

klären ((be)reinigen, säubern)

klären ((be)reinigen, säubern)

klären ((be)reinigen, säubern)

klären (von Fett)

2. klären fig (aufklären):

ein Missverständnis klären

een misverstand ophelderen [o. uit de weg ruimen]

ˈklä·ren³ [ˈklɛːrən] VB refl

1. klären (sauber werden):

klaar [o. zuiver] worden

2. klären fig (sich aufklären):

opgehelderd [o. duidelijk] worden

die Frage hat sich geklärt

het probleem is opgelost

Usage examples with klare

klare nonsens

glatter [o. reiner] Unsinn

de klare lucht

der klare [o. heitere] Himmel

klare wijn schenken fig

unzweideutig reden

kant-en-klare maaltijden

kant-en-klare oplossingen

Patentlösungen pl

dat is geen klare koffie fig

das ist nicht ganz geheuer

natuurlijk!

een helder idee [o. duidelijke voorstelling] hebben

eine klare Idee haben

orde op zaken stellen

klare Verhältnisse schaffen

de (tegengestelde) posities [o. standpunten] duidelijk afbakenen

klare Fronten schaffen [o. ziehen ] fig

(een kop) heldere [o. krachtige] [o. kruidige] bouillon drinken

eine klare/kräftige/würzige Brühe trinken

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski