Dutch » German

stren·ge·len <strengelde, h. gestrengeld> [strɛŋələ(n)] VB trans

streng·heid <streng|heden> [strɛŋhɛɪt] N f

1. strengheid (het weer):

3. strengheid (nauwgezetheid):

aan·stre·pen <streepte aan, h. aangestreept> [anstrepə(n)] VB trans

in·bren·gen <bracht in, h. ingebracht> [ɪmbrɛŋə(n)] VB trans

1. inbrengen (naar binnen brengen):

2. inbrengen (inleggen):

3. inbrengen (afstaan voor de handelszaak):

4. inbrengen (meebrengen in een huwelijk):

aan·bren·gen <bracht aan, h. aangebracht> [ambrɛŋə(n)] VB trans

5. aanbrengen (meebrengen in het huwelijk):

in·een·stren·ge·len [ɪnenstrɛŋələ(n)] VB trans


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski