Dutch » German

be·we·gen1 <bewoog, h. bewogen> [bəweɣə(n)] VB intr

be·weg·wij·ze·ren <bewegwijzerde, h. bewegwijzerd> [bəwɛxwɛizərə(n)] VB trans

be·weg·wij·ze·ring <bewegwijzering|en> [bəwɛxwɛizərɪŋ] N f

be·weeg·lijk <beweeglijke, beweeglijker, beweeglijkst> [bəwexlək] ADJ

1. beweeglijk (verbinding):

2. beweeglijk (persoon):

be·wer·ken <bewerkte, h. bewerkt> [bəwɛrkə(n)] VB trans

2. bewerken (overreden):

3. bewerken (teweegbrengen):

be·weeg·re·den <beweegreden|en> [bəwexredə(n)] N f

toe·jui·chen <juichte toe, h. toegejuicht> [tujœyxə(n)] VB trans

1. toejuichen (juichend toeroepen):

2. toejuichen (goedkeuren):

be·we·nen <beweende, h. beweend> [bəwenə(n)] VB trans

be·we·ren <beweerde, h. beweerd> [bəwerə(n)] VB trans


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski