Dutch » German

Translations for „glimmlampe“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

glim·lach: noun
glim·la·chen: verb
glim·mend: adjective and adverb
glim·men: verb
glimp: noun
slam·pam·per: noun
glij·vlak: noun

You are viewing results spelled similarly: glimlachen , glimlach , glijvlak , slampamper , glimp , glimmen and glimmend

glim·lach [ɣlɪmlɑx] N m geen pl

Lächeln nt

een innemende glimlach

ein gewinnendes Lächeln

ze keek hem met een glimlach aan

sie sah ihn lächelnd an

een glimlach van voldoening

ein Lächeln der Zufriedenheit

glim·la·chen <glimlachte, h. geglimlacht> [ɣlɪmlɑxə(n)] VB intr

glimlachen (fijntjes)

naar/tegen iem glimlachen

jdn anlächeln/jdm zulächeln

om iets glimlachen

über etw acc schmunzeln

glim·mend ADJ

glimmend → glimmen

See also glimmen

glim·men <glom, h./i. geglommen> [ɣlɪmə(n)] VB intr

1. glimmen (gloeien):

de sterren glommen aan de hemel

die Sterne blinkten am Himmel

2. glimmen (blinken):

de tafel glimt als een spiegel

der Tisch glänzt wie ein Spiegel

een glimmende jas

ein abgewetzter Mantel

de glimmende laarzen

die blanken Stiefel pl

3. glimmen (schitteren):

zijn oogjes glommen van blijdschap

seine Augen leuchteten [o. glänzten] vor Freude

4. glimmen (zichtbaar genieten):

hij glimt van trots/plezier

er strahlt vor Stolz/Freude

glim·men <glom, h./i. geglommen> [ɣlɪmə(n)] VB intr

1. glimmen (gloeien):

de sterren glommen aan de hemel

die Sterne blinkten am Himmel

2. glimmen (blinken):

de tafel glimt als een spiegel

der Tisch glänzt wie ein Spiegel

een glimmende jas

ein abgewetzter Mantel

de glimmende laarzen

die blanken Stiefel pl

3. glimmen (schitteren):

zijn oogjes glommen van blijdschap

seine Augen leuchteten [o. glänzten] vor Freude

4. glimmen (zichtbaar genieten):

hij glimt van trots/plezier

er strahlt vor Stolz/Freude

glimp <glimp|en> [ɣlɪmp] N m

1. glimp fig (flauw schijnsel):

Hauch m

Anflug m

ik kon nog net een glimp van zijn gezicht opvangen fig

ich konnte gerade noch einen Blick auf sein Gesicht erhaschen

een glimp van zijn vroegere roem

ein schwacher Abglanz seines früheren Ruhmes

er lag een glimp van tevredenheid op haar gezicht

ein Hauch von Zufriedenheit lag auf ihrem Gesicht

2. glimp (schijn, voorwendsel):

Schein m

Vorwand m

een glimp van hoop

ein Hoffnungsschimmer

slam·pam·per <slampamper|s> [slɑmpɑmpər] N m

Müßiggänger m

glij·vlak <glijvlak|ken> [ɣlɛivlɑk] N nt

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski