Dutch » German

ˈover·leg·gen1 <legde over, h. overgelegd> [ovərlɛɣə(n)] VB trans

2. overleggen (terzijde leggen):

over·we·gend1 [ovərweɣənt] ADJ

ver·leg·gen <verlegde, h. verlegd> [vərlɛɣə(n)] VB trans

1. verleggen (anders leggen):

over·tui·gend [ovərtœyɣənt] ADJ

over·le·ven·de <overlevende|n> [ovərlevəndə] N m en f

over·leed VB

overleed 3. pers sing imp van overlijden²

See also overlijden , overlijden

over·lij·den2 <overleed, i. overleden> [ovərlɛidə(n)] VB intr

over·lij·den1 [ovərlɛidə(n)] N nt geen pl

over·le·den2 VB

overleden 3. pers pl imp van overlijden²

See also overlijden , overlijden

over·lij·den2 <overleed, i. overleden> [ovərlɛidə(n)] VB intr

over·lij·den1 [ovərlɛidə(n)] N nt geen pl

over·le·ven <overleefde, h. overleefd> [ovərlevə(n)] VB trans

over·le·de·ne <overledene|n> [ovərledənə] N m en f

weer·leg·gen <weerlegde, h. weerlegd> [werlɛɣə(n)] VB trans

neer·leg·gen1 <legde neer, h. neergelegd> [nerlɛɣə(n)] VB trans

2. neerleggen (afstand doen van):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski