Dutch » German

ruim1 <ruim|en> [rœym] N nt

1. ruim scheepv.:

ruim

2. ruim form:

ruim (luchtruim)
ruim (boven een land)

ruim2 [rœym] ADV

1. ruim (meer dan voldoende):

ruim
iem ruim bedelen
hij heeft het niet ruim fig

2. ruim (niet bekrompen):

ruim
ruim

3. ruim (open, onbelemmerd):

ruim

4. ruim (veel ruimte biedend):

ruim
ruim wonen

5. ruim (iets meer dan):

ruim
gut
ruim 100 euro
ruim een kilo
ruim een uur
het was ruim tien uur

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski