Dutch » German

ver·lo·ren1 [vərlorə(n)] ADJ

2. verloren (niet (terug) te vinden):

uit·ho·ren <hoorde uit, h. uitgehoord> [œythorə(n)] VB trans

2. uithoren (ten einde horen):

koel·to·ren <koeltoren|s> [kultorə(n)] N m

rin·gel·oren <ringeloorde, h. geringeloord> [rɪŋəlorə(n)] VB trans

flo·re·ren <floreerde, h. gefloreerd> [florerə(n)] VB intr

aan·bo·ren <boorde aan, h. aangeboord> [amborə(n)] VB trans

ge·zwo·ren1 [ɣəzworə(n)] ADJ

ver·ho·ren <verhoorde, h. verhoord> [vərhorə(n)] VB trans

2. verhoren (vervullen):

aan·ho·ren <hoorde aan/aanhoorde, h. aangehoord> [anhorə(n)] VB trans

her·bo·ren [hɛrborə(n)] ADJ

ver·ko·ren [vərkorə(n)] ADJ

ge·vro·ren VB

gevroren volt. deelw. van vriezen

See also vriezen


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski