Translations for „Hämorr“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ha·mer <hamer|s> [hamər] N m

hamer

Hammer m

de hamer hanteren

≈ den Vorsitz führen

een houten hamer

ein Holzhammer m

iets onder de hamer brengen fig

etw unter den Hammer bringen

een pneumatische hamer

ein Presslufthammer m

hamer en sikkel

Hammer und Sichel

de hamer valt

≈ die Diskussion ist beendet

ha·me·ren¹ <hamerde, h. gehamerd> [hamərə(n)] VB intr

1. hameren (met een hamer slaan):

hameren

hämmern

de schoenmaker hamerde

der Schuhmacher hämmerte

2. hameren (krachtig kloppen):

hameren

hämmern

het bloed hamert in mijn slapen

das Blut hämmert in meinen Schläfen

op de typemachine hameren

auf der Schreibmaschine hämmern

3. hameren fig:

hameren (aandringen)

dringen

hameren (inprenten)

hämmern fig

hameren (inprenten)

zurückkommen

op iets hameren fig (steeds spreken van)

auf eine Sache immer wieder zurückkommen

op iets hameren (steeds op iets aandringen)

ständig auf etw drängen

ham·ster <hamster|s> [hɑmstər] N f

hamster

Hamster m

ham·bur·ger <hamburger|s> [hɑmbʏrɣər] N m

1. hamburger (rond stuk gebraden gehakt):

hamburger

deutsche(s) Beefsteak nt

2. hamburger (broodje hamburger):

hamburger

Hamburger m

ha·mam <hamam|s> [hamɑm] N m

hamam

Hamam m

ha·mel <hamel|s> [haməl] N m

hamel

Hammel m

ham <ham|men> [hɑm] N f

ham

Schinken m

het broodje ham

das Schinkenbrötchen

gerookte/gekookte/rauwe ham

geräucherter/gekochter/roher Schinken

haar¹ <haren> [har] N nt of m of f

1. haar ((enkel) haartje):

haar

Haar nt

spijt hebben als haren op z'n hoofd

etw unendlich bedauern

geen haar beter zijn

um kein Haar besser sein

geen haar op m'n hoofd dat eraan denkt

ich denke nicht im Traum daran

iets met de haren erbij slepen

etw an den Haaren herbeiziehen inf

op een haar na

um ein Haar inf

op een haar

auf ein Haar inf

de haren van een rups

die Haare einer Raupe

het scheelde maar een haar of hij was gezakt

um ein Haar wäre er durchgefallen inf

zich de haren uit het hoofd trekken

sich dat die Haare (aus)raufen

zijn wilde haren kwijtraken fig

sich dat die Hörner abstoßen inf

2. haar (haardos) pl:

haar

Haare pl

gekrulde haren

krause Haare pl

grijze haren van iets krijgen

von etw graue Haare bekommen

elkaar in de haren vliegen

sich in die Haare geraten inf

iem tegen de haren instrijken

jdm gegen den Strich gehen

m'n haren rezen te berge

mir standen die Haare zu Berge inf

alles op haren en snaren zetten

alle Hebel in Bewegung setzen