Translations for „entbreiten“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ont·bre·ken <ontbrak, h. ontbroken> [ɔndbrekə(n)] VB intr

1. ontbreken (niet aanwezig zijn):

ontbreken

fehlen

ontbreken

mangeln

het ontbreekt hem aan moed

es fehlt [o. mangelt] ihm an Mut

waar het aan ontbreekt is …

woran es fehlt, ist …

het aan niets laten ontbreken

es an nichts fehlen lassen

het ontbrak onze spelers aan hardheid

die Härte fehlte unseren Spielern

er ontbreekt geld (er is een tekort)

es fehlt [o. mangelt] an Geld

er ontbreekt geld (er is geld verdwenen)

es fehlt das Geld

2. ontbreken (personen):

ontbreken

fehlen

uit·bui·ten <buitte uit, h. uitgebuit> [œydbœytə(n)] VB trans

uitbuiten

ausbeuten

uitbuiten

ausnutzen

uitbuiten (situatie, zwakheid, ook)

sich dat zunutze machen

uitbuiten (zaak)

ausschlachten pej

een geval politiek uitbuiten

einen Fall politisch ausschlachten

ont·slui·ten <ontsloot, h. ontsloten> [ɔntslœytə(n)] VB trans

1. ontsluiten (openen):

ontsluiten

aufschließen

ontsluiten

öffnen

zijn hart ontsluiten voor iem fig

sich jdm öffnen

zich ontsluiten

sich öffnen

2. ontsluiten (planologie):

ontsluiten

erschließen

een gebied ontsluiten

ein Gebiet erschließen

be·plei·ten <bepleitte, h. bepleit> [bəplɛitə(n)] VB trans

bepleiten

befürworten

bepleiten

eintreten für

bepleiten (met veel inzet)

verfechten

sprui·ten <sproot, i. gesproten> [sprœytə(n)] VB intr

1. spruiten (voortkomen):

spruiten

sich ergeben

spruiten

entstehen

hieruit spruiten allerlei moeilijkheden

hieraus entstehen allerlei Schwierigkeiten

2. spruiten (afstammen):

spruiten

stammen

hij is gesproten uit een aanzienlijk geslacht

er stammt aus einem angesehenen Geschlecht

3. spruiten:

spruiten (uitlopers krijgen)

Sprosse(n) treiben

spruiten (uitlopers krijgen)

ausschlagen

spruiten (uitlopers krijgen)

sprießen

spruiten (aardappels, bonen)

keimen

de planten beginnen te spruiten

die Pflanzen fangen an, Sprosse(n) zu treiben

in·spui·ten² <spoot in, h. ingespoten> [ɪnspœytə(n)] VB trans

inspuiten ((vloeistof) met een spuit inbrengen)

(hinein)spritzen in +acc

inspuiten med.

(ein)spritzen

serum bij iem inspuiten

jdm Serum (ein)spritzen

iem/zich(zelf) inspuiten (drugs)

jdm/sich einen Schuss setzen inf

in·slui·ten <sloot in, h. ingesloten> [ɪnslœytə(n)] VB trans

1. insluiten (bijsluiten):

insluiten

beifügen

insluiten

beilegen

bij de brief een antwoordformulier insluiten

dem Brief einen Antwortschein beilegen

geld bij een brief insluiten

Geld in einen Brief einlegen

2. insluiten (omgeven, omsingelen):

insluiten

einkreisen

insluiten mil.

einkesseln

een tegenstander insluiten SPORTS

einen Gegner einkreisen

3. insluiten (opsluiten):

insluiten

einschließen

insluiten

einsperren

4. insluiten (impliceren):

insluiten

einschließen

re·crui·ten <recruitte, h. gerecruit> [rikruːtə(n)] VB trans

recruiten

(Personal) anwerben

uit·slui·ten <sloot uit, h. uitgesloten> [œytslœytə(n)] VB trans

uitsluiten

ausschließen

uitsluiten (werknemers bij staking)

aussperren

zij wordt van verdere deelname uitgesloten

sie wird von der weiteren Teilnahme ausgeschlossen