Translations for „opzichtster“ in the Dutch » German Dictionary

op·licht·ster N f

oplichtster feminine form of oplichter

See also oplichter

op·lich·ter <oplichter|s> [ɔplɪxtər] N m

oplichter

Betrüger m

oplichter

Schwindler m

op·richt·ster N f

oprichtster feminine form of oprichter

See also oprichter

op·rich·ter <oprichter|s> [ɔprɪxtər] N m

oprichter

Gründer m

op·zich·ter <opzichter|s> [ɔpsɪxtər] N m

1. opzichter (met opzicht belast iem):

opzichter

Aufseher m

opzichter

Wärter m

opzichter

Wächter m

2. opzichter (beambte m.b.t. de bouw(werken)):

opzichter

Bauaufsichtsbeamte(r) m

pacht·ster N f

pachtster feminine form of pachter

See also pachter

pach·ter <pachter|s> [pɑxtər] N m

pachter

Pächter m

op·zich·tig <opzichtige, opzichtiger, opzichtigst> [ɔpsɪxtəx] ADJ

opzichtig

auffällig

opzichtig

auffallend

op·zit·ten <zat op, h. opgezeten> [ɔpsɪtə(n)] VB intr

1. opzitten (overeind zitten):

opzitten

aufsitzen

2. opzitten (honden):

opzitten

Männchen machen

3. opzitten (opblijven):

opzitten

aufbleiben

4. opzitten (op zijn):

opzitten

auf sein

5. opzitten (te paard stijgen):

opzitten

aufsitzen

het zit erop

das hätten wir geschafft

er zal wat voor je opzitten

du kannst dich auf was gefasst machen

er zit niets anders op dan …

es bleibt einem nichts anderes [o. weiter] übrig, als …

hij heeft er vijf jaar opzitten

er hat fünf Jahre hinter sich dat

vecht·ster <vechtster|s> [vɛxtstər] N f

vechtster feminine form of vechter

See also vechter

vech·ter <vechter|s> [vɛxtər] N m

1. vechter (iem die taai volhoudt):

vechter

Kämpfernatur f

2. vechter (iem die vecht):

vechter

Kämpfer m

op·zicht <opzicht|en> [ɔpsɪxt] N nt

1. opzicht (betrekking, aspect):

opzicht

Hinsicht f

opzicht

Beziehung f

in geen enkel opzicht

in keiner Weise

in ieder opzicht [o. in alle opzichten]

in jeder Hinsicht [o. Beziehung]

in dit opzicht

in dieser Hinsicht [o. Beziehung]

in dit opzicht

was dies betrifft

ten opzichte van

in Hinsicht auf +acc

ten opzichte van

hinsichtlich +gen

zijn houding ten opzichte van zijn opvolger

seine Haltung seinem Nachfolger gegenüber

2. opzicht (toezicht):

opzicht

Aufsicht f

onder het opzicht van iem staan

unter jds Aufsicht dat stehen

be·zit·ster N f

bezitster feminine form of bezitter

See also bezitter

be·zit·ter <bezitter|s> [bəzɪtər] N m

bezitter

Besitzer m

sprint·ster <sprintster|s> [sprɪn(t)stər] N f

sprintster feminine form of sprinter

See also sprinter

sprin·ter <sprinter|s> [sprɪntər] N m

1. sprinter (persoon):

sprinter

Sprinter m

2. sprinter (trein):

sprinter

Schnellbahn f

aan·sticht·ster N f

aanstichtster feminine form of aanstichter

See also aanstichter

aan·stich·ter <aanstichter|s> [anstɪxtər] N m

aanstichter

Urheber m

aanstichter pej

Anstifter m

voor·vecht·ster N f

voorvechtster feminine form of voorvechter

See also voorvechter

voor·vech·ter <voorvechter|s> [vorvɛxtər] N m

voorvechter

Vorkämpfer m

voorvechter

Verfechter m

een voorvechter van de vrede

ein Kämpfer für den Frieden

lift·ster N f

liftster feminine form of lifter

See also lifter

lif·ter <lifter|s> [lɪftər] N m

lifter

Anhalter m

lifter

Tramper m

spot·ster N f

spotster feminine form of spotter

See also spotter

spot·ter <spotter|s> [spɔtər] N m

1. spotter (grapjas):

spotter

Spötter m

2. spotter (observeerder):

spotter

Spotter m

spotter

Beobachter m

af·zet·ster N f

afzetster feminine form of afzetter

See also afzetter

af·zet·ter <afzetter|s> [ɑfsɛtər] N m

afzetter

Betrüger m

pleit·ster <pleitster|s> [plɛɪtstər] N f

pleitster feminine form of pleiter

See also pleiter

plei·ter <pleiter|s> [plɛitər] N m

pleiter (advocaat)

Anwalt m

pleiter (advocaat)

Verteidiger m

sport·ster <sportster|s> [spɔrtstər] N f

sportster feminine form of sporter

See also sporter

spor·ter <sporter|s> [spɔrtər] N m

sporter

Sportler m

ge·niet·ster N f

genietster feminine form of genieter

See also genieter

ge·nie·ter <genieter|s> [ɣənitər] N m

genieter

Genießer m

voor·zit·ster N f

voorzitster feminine form of voorzitter

See also voorzitter

voor·zit·ter <voorzitter|s> [vorzɪtər] N m

1. voorzitter (iem die een vergadering leidt):

voorzitter

Vorsitzende(r) m

2. voorzitter (leider van een verenigingsbestuur, partij):

voorzitter

Vorsitzende(r) m

voorzitter

Präsident m

de fungerende voorzitter

der amtierende [o. geschäftsführende] Vorsitzende

brand·sticht·ster N f

brandstichtster feminine form of brandstichter

See also brandstichter

brand·stich·ter <brandstichter|s> [brɑntstɪxtər] N m

brandstichter

Brandstifter m