Translations for „rohes“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

roes <roezen> [rus] N m

1. roes (bedwelming door drank e.d.):

roes

Rausch m

zich een roes drinken

sich dat einen Rausch antrinken

2. roes (bedwelming door emoties):

roes

Rausch m

roes

Taumel m

een roes van blijdschap

ein Freudentaumel

in de eerste roes van de overwinning

im ersten Siegesrausch

ro·chel <rochel|s> [rɔxəl] N m

rochel

Röcheln nt

rochel

Geröchel nt

pro·ces <proces|sen> [prosɛs] N nt

proces

Prozess m

iem een proces aandoen

jdm den Prozess machen

een proces aanspannen

einen Prozess anstrengen

een proces van vernieuwing

ein Prozess der Erneuerung

zonder vorm van proces

ohne jeden Prozess

roest <roest|en> [rust] N nt of m

1. roest (oxidatie):

roest

Rost m

het begin van roest

der Rostansatz

een laag roest

eine Rostschicht

dik onder de roest zitten

unter einer dicken Rostschicht stecken

2. roest (plantenziekte):

roest

Rost m

hes <hes|sen> [hɛs] N f

hes

ärmellose Bluse f

kroes¹ <kroezen> [krus] N m

1. kroes (drinkbeker):

kroes

Becher m

kroes

Trinkbecher m

2. kroes (vuurvast vat):

kroes

Tiegel m

kroes

Schmelztiegel m

roe N f

roe → roede

See also roede

roe·de <roede|n, roede|s> [rudə] N f

1. roede:

roede (strafwerktuig)

Rute f

roede (vooral voor paarden)

Gerte f

2. roede (staaf, stang):

roede

Stange f

3. roede (maatstok):

roede

Messrute f

roede

Messstab m

ros¹ <ros|sen> [rɔs] N nt (paard)

ros

Ross nt liter

ro·de <rode|n> [rodə] N m

1. rode (iem met rood haar):

rode

Rote(r) m

rode

Rotkopf m

2. rode (socialist, communist):

rode

Rote(r) m

roef¹ <roeven> [ruf] N f

1. roef (deel van een schip):

roef

Roof m nt nt

2. roef (deksel op een doodskist):

roef

Sargdeckel m

roem [rum] N m geen pl

1. roem (lof en eer):

roem

Ruhm m

zich met roem overladen

großen Ruhm erringen

hij verdient roem

ihm gebührt Ruhm

zijn roem vestigen

seinen Ruhm begründen

eigen roem stinkt prov

Eigenlob stinkt

2. roem (waaraan iem, iets zijn roem te danken heeft):

roem

Stolz m

hij is de roem van zijn familie

er ist der Stolz der Familie

roep [rup] N m geen pl

1. roep (het roepen):

roep

Ruf m

roep

Rufen nt

een roep om hulp

ein Hilferuf [o. Hilfeschrei]

de roep van een koekoek

der Ruf eines Kuckucks

2. roep (verlangen, vraag):

roep om

Ruf m nach +acc

3. roep (gerucht):

roep

Gerücht nt

4. roep (reputatie):

roep

Ruf m

roep

Leumund m

co·he·sie [kohezi] N f geen pl

cohesie

Kohäsion f form

cohesie

innerer Zusammenhalt m

ba·ro·nes <barones|sen> [baronɛs] N f

1. barones:

barones (dame met baronnentitel)

Baronin f

barones (Duitse barones)

Freifrau f

mevrouw de barones (aanspreektitel)

Frau Baronin

2. barones:

barones (gemalin, dochter van een baron)

Baronesse f

barones (dochter van een baron ook)

Freifräulein nt

barones (dochter van een baron ook)

Freiin f