Dutch » German
You are viewing results spelled similarly: spreker , spreken , spreeuw , spriet , sprake , sproet and spreuk

spreeuw <spreeuw|en> [sprew] N f dierk.

spre·ken1 <sprak, h. gesproken> [sprekə(n)] VB intr

1. spreken (klanken voortbrengen):

3. spreken (zich doen gelden):

5. spreken (blijken) + uit:

spre·ker <spreker|s> [sprekər] N m

2. spreker (taal, dialect):

spreuk <spreuk|en> [sprøk] N f

sproet <sproet|en> [sprut] N f

spriet <spriet|en> [sprit] N m

1. spriet plantk.:

Halm m

2. spriet (voelhoorn):

3. spriet (lang meisje):

Bohnenstange f hum

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski