Translations for Serbin in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

se·ring <sering|en> [sərɪŋ] N f

sering

Flieder m

se·rie <serie|s, seriën> [seri] N f

1. serie:

serie (reeks)

Serie f

serie (reeks)

Reihe f

serie (opeenvolging)

Folge f

serie (set)

Satz m

een serie bankbiljetten

eine Banknotenserie

een serie boeken/platen

eine Buchreihe/Plattenserie

een complete serie

ein kompletter Satz

serie concerten

Konzertfolge f

in serie vervaardigen

serienmäßig herstellen

een serie op de tv

eine Fernsehserie

een serie postzegels

ein Briefmarkensatz

2. serie (groot aantal):

serie

Reihe f

serie

Menge f

3. serie SPORTS:

serie

Qualifikationslauf m

serie

Vorlauf m

sein <sein|en> [sɛin] N nt

1. sein (teken):

sein

Signal nt

sein

Zeichen nt

2. sein (aanleiding):

sein

Signal nt

sein

Zeichen nt

het sein tot de opstand

das Signal zum Aufstand

3. sein (voorwerp om tekens te geven):

sein

Signal nt

de seinen bedienen

die Signale bedienen

4. sein:

sein (waarschuwing, tip)

Wink m

sein (waarschuwing, tip)

Fingerzeig m

sein (waarschuwing, tip)

Zeichen nt

sein (tip)

Tipp m

iem een seintje geven

jdn benachrichtigen

er·bij [ɛrbɛi] ADV

1. erbij (aanwezig):

erbij

(mit) dabei

een huis met een tuin erbij

ein Haus mit Garten dabei

2. erbij (tot het genoemde, bedoelde):

erbij

dabei

erbij

dazu

erbij

hinzu

erbij

herbei

ik blijf erbij dat …

ich bleibe dabei, dass …

zout erbij doen

Salz dazutun [o. hinzugeben]

erbij halen/erbij horen

herbeiholen/dazugehören

hoe kom je erbij? fig

wie kommst du denn darauf?

het erbij laten

es dabei bewenden lassen

het erbij laten

es gut [o. genug] sein lassen

je bent erbij inf

du bist dran

ser·vice [sʏːrvɪs, sɛrvis] N m geen pl

1. service:

service (diensten aan de clientèle)

Service m

service (diensten aan de clientèle)

Kundendienst m

service (onderhoud)

Wartung f

service (onderhoud)

Wartungsdienst m

dat is service

das gehört zum Service

service verlenen

Service bieten

2. service SPORTS:

service

Service m

service

Angabe f

service

Aufschlag m

service (volleybal)

Aufgabe f

aan service zijn

Aufschlag haben

3. service:

service (bedieningsgeld)

Bedienung f

service (fooi)

Trinkgeld nt

service inbegrepen

einschließlich Bedienung

ser·moen <sermoen|en> [sɛrmun] N nt (vermaning)

sermoen

Strafpredigt f inf

sermoen

Kapuzinerpredigt f inf

tur·bi·ne <turbine|s> [tʏrbinə] N f

turbine

Turbine f

eer·bied [erbit] N m geen pl

eerbied

Ehrfurcht f

eerbied

Respekt m

eerbied betonen/betuigen

Ehrfurcht bekunden/erweisen

uit eerbied voor het leven

aus Ehrfurcht vor dem Leben

iem eerbied verschuldigd zijn

jdm Respekt schulden

hier·bij [hirbɛi] ADV

hierbij (komen, behoren)

hierzu

hierbij (hiermee)

hiermit

hierbij (hiermee)

hierdurch

hierbij (inliggend)

anbei form

hierbij (inliggend)

in der Anlage

hierbij (anders)

hierbei

hierbij bericht ik u, dat …

hierdurch teile ich Ihnen mit, dass …

hierbij komt nog dat …

hinzu kommt noch, dass …

ik zal het hierbij laten

hierbei will ich es belassen

hierbij rekent men ook de insecten

hierzu zählt man auch die Insekten

hierbij treft u aan

anbei schicken wir Ihnen form

ser·ver <server|s> [sʏːrvər] N m

server

Server m

ser·re <serre|s> [sɛːrə] N f

1. serre:

serre (veranda)

Glasveranda f

serre (wintertuin)

Wintergarten m

2. serre (broeikas):

serre

Treibhaus nt

se·rum <serum|s, sera> [serʏm] N nt

1. serum (bloedwater zonder fibrine):

serum

Serum nt

serum

Blutserum nt

2. serum (bloedvloeistof met antistoffen):

serum

Serum nt

serum

Immunserum nt

ser·vet <servet|ten> [sɛrvɛt] N nt

servet

Serviette f

damasten servetten

Servietten aus Damast

damasten servetten

Damastservietten

linnen servet

Stoffserviette

te groot voor servet en te klein voor tafellaken fig

≈ junge(s) Gemüse nt

te groot voor servet en te klein voor tafellaken fig

halbwüchsig

Ser·vië [sɛrvijə] N nt geen pl

Servië

Serbien nt

sei·nen¹ <seinde, h. geseind> [sɛinə(n)] VB intr

1. seinen RADIO:

seinen

funken

seinen (morse)

morsen

seinen (lichtsignalen)

blinken

met de ogen seinen

mit den Augen Zeichen geben

met vlaggen seinen

Flaggensignale geben

met vuurpijlen seinen

mit Raketen Signale geben

om hulp seinen RADIO

um Hilfe funken

2. seinen:

seinen (berichten afzenden: telegrafisch)

telegrafieren

seinen (berichten afzenden: via radio)

funken

seinen (berichten afzenden: via radio)

durch Funk übermitteln

ser·geant <sergeant|en, sergeant|s> [sɛrʒɑnt] N m

1. sergeant mil.:

sergeant

Sergeant m

sergeant

Unteroffizier m FRG

sergeant eerste klas

Stabsunteroffizier FRG

2. sergeant (gereedschap):

sergeant

Schraubzwinge f

ser·ve·ren <serveerde, h. geserveerd> [sɛrverə(n)] VB trans

1. serveren ((gerechten) opdienen):

serveren

servieren

serveren

auftragen

drankjes serveren

Getränke reichen

koel serveren

kalt servieren

2. serveren SPORTS (opslaan):

serveren

angeben

serveren

aufschlagen

serveren

servieren

de bal in het net serveren

den Ball ins Netz schlagen

ser·pen·ti·ne <serpentine|s> [sɛrpɛntinə] N f

serpentine

Luftschlange f

serpentine

Papierschlange f