Dutch » German

zon·di·gen <zondigde, h. gezondigd> [zɔndəɣə(n)] VB intr

om·stan·dig [ɔmstɑndəx] ADJ

op·stan·dig <opstandige, opstandiger, opstandigst> [ɔpstɑndəx] ADJ

1. opstandig (in opstand zijnd):

uit·no·di·gen <nodigde uit, h. uitgenodigd> [œytnodəɣə(n)] VB trans

over·han·di·gen <overhandigde, h. overhandigd> [ovərhɑndəɣə(n)] VB trans

ein·di·gen1 <eindigde, h. geëindigd> [ɛindəɣə(n)] VB trans

be·ëin·di·gen <beëindigde, h. beëindigd> [bəɛindəɣə(n)] VB trans

1. beëindigen (een einde maken aan):

2. beëindigen (geschillen):

be·zon·di·gen <bezondigde zich, h. zich bezondigd> [bəzɔndəɣə(n)] VB wk ww

aan·kon·di·gen1 <kondigde aan, h. aangekondigd> [aŋkɔndəɣə(n)] VB trans

1. aankondigen (officieel bekendmaken):

4. aankondigen (kaartspel):

ver·kon·di·gen <verkondigde, h. verkondigd> [vərkɔndəɣə(n)] VB trans

vol·ein·di·gen <voleindigde, h. voleindigd> [vɔlɛɪndəɣə(n)] VB trans

hul·di·gen <huldigde, h. gehuldigd> [hʏldəɣə(n)] VB trans

1. huldigen (hulde bewijzen):

ver·za·di·gen <verzadigde, h. verzadigd> [vərzadəɣə(n)] VB trans ook fig scheik.


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski