Translations for „Pooh“ in the Dutch » German Dictionary

pook <poken> [pok] N f

1. pook (stang om het vuur op te porren):

pook

Schürhaken m

2. pook (versnellingshendel):

pook

Schaltknüppel m

pool¹ <polen> [pol] N f

pool

Pol m

poon <ponen> [pon] N m

poon

Knurrhahn m

poos <pozen> [pos] N f

poos

Weile f

iem een hele poos niet gezien hebben

jdn eine Zeit lang nicht gesehen haben

poot¹ <poten> [pot] N m

1. poot:

poot (lidmaat van een dier)

Pfote f

poot (wild)

Lauf m

poot (insecten, vogels; been, voet van een mens)

Bein nt

op zijn achterste poten gaan staan fig

aufbrausen

pootjes geven

Pfötchen geben

iem pootje haken ook fig

jdm ein Bein stellen

met hangende pootjes terugkeren fig

zu Kreuze kriechen

dat komt wel op zijn pootjes terecht fig

das wird schon gut gehen

iem komt (steeds weer) op zijn pootjes terecht fig

jd fällt (immer wieder) auf die Beine

zijn poot stijf houden fig

nicht nachgeben

een schaap met vijf poten fig (veelzijdig)

ein Tausendsassa

een schaap met vijf poten (iets onmogelijks)

ein Ding der Unmöglichkeit

geen poot aan de grond krijgen

auf Granit beißen

met zijn poten omhoog liggen inf

sich die Radieschen von unten ansehen [o. betrachten]

2. poot (steunsel voor een voorwerp):

poot

Bein nt

poot

Fuß m

de poten van een kast/stoel/tafel

die Füße eines Schranks/die Stuhlbeine/die Tischbeine

iets op poten zetten fig

etw auf die Beine stellen

de poten onder het kabinet wegzagen fig (de basis ontnemen)

dem Kabinett die Grundlage entziehen

de poten onder het kabinet wegzagen (vernietigende kritiek leveren)

das Kabinett vernichtend kritisieren

3. poot inf (hand):

poot

Pfote f

poot

Flosse f

blijf er af met je poten!

Finger weg!

zijn poten thuishouden fig

die hände weglassen

iem een poot uitdraaien fig (beetnemen)

jdm ein Bein stellen

iem een poot uitdraaien (afzetten)

jdn draufzahlen lassen

iem een poot uitdraaien (gemeen behandelen)

jdm eins auswischen

geen poot uitsteken

keinen Finger rühren

de poot van een bril

ein Brillenbügel

een brief op poten

ein geharnischter Brief

op zijn poot spelen

wettern

Pool <Polen> [pol] N m

Pool

Pole m

pop¹ <pop|pen> [pɔp] N f

pop

Puppe f

een sprekende pop

eine Sprechpuppe

daar heb je de poppen aan het dansen fig (ruzie)

jetzt ist der Teufel los

daar heb je de poppen aan het dansen (narigheid)

jetzt haben wir die Bescherung

po·lo [polo] N nt geen pl

1. polo (sport en spel; balspel):

polo

Polo nt

polo

Polospiel nt

2. polo SPORTS (waterpolo):

polo

Wasserball m

poep [pup] N m geen pl

1. poep inf (uitwerpselen):

poep

Scheiße f vulg

poep

Kot m

2. poep (wind):

poep

Pupser m inf

poep

Darm(wind) m

een poepje laten vliegen

einen fahren lassen

iem een poepie (poepje) laten ruiken fig

jdm zeigen, was Sache ist

pomp <pomp|en> [pɔmp] N f

1. pomp (werktuig dat vloeistoffen, gassen verplaatst):

pomp

Pumpe f

2. pomp:

pomp (station)

Tankstelle f

pomp (toestel)

Zapfsäule f

loop naar de pomp! inf

rutsch mir den Buckel runter!

pof¹ <pof|fen> [pɔf] N m

pof (doffe klap, slag, stoot)

Puff m

pof (vallend lichaam)

Plumps m

pok <pok|ken> [pɔk] N f

pok

Pocken pl

iem tegen de pokken inenten

jdn gegen Pocken impfen

pol <pol|len> [pɔl] N m

pol

Büschel nt

een pol gras

ein Grasbüschel

por <por|ren> [pɔr] N m

por

Schubs m

por (met vuist)

Puff m

por (met mes)

Stich m

de por in de zij

der Rippenstoß

pot¹ <pot|ten> [pɔt] N f (lesbienne)

pot

Lesbe f

poef <poef|en> [puf] N m

1. poef (geluid):

poef

Puff m

2. poef (zitkussen):

poef

Puff m

poel <poel|en> [pul] N m

poel

Pfuhl m

poel

Tümpel m

leven in een poel van ellende fig

ein Elendsdasein fristen

poen [pun] N nt of m geen pl (geld)

poen

Zaster m kein pl

poen

Kohle f

poen

Kohlen pl

poes <poes|en, poezen> [pus] N f

1. poes (kat):

poes

Katze f

voor de poes zijn fig

für die Katz sein

niet voor de poes zijn fig (niet mis, niet gering)

nicht von Pappe sein

niet voor de poes zijn (erg mooi)

nicht übel sein

dat is niet voor de poes

das ist kein Pappenstiel

2. poes inf (knappe griet):

poes

Mieze f sl

3. poes (troetelnaam):

poes

Mäuschen nt

mis poes!

denkste!

poet [put] N f geen pl (buit)

poet

heiße Ware f sl

poet

Beute f

poet

Sore f sl