Dutch » German

in·bin·den <bond in, h. ingebonden> [ɪmbɪndə(n)] VB trans

1. inbinden (boekwezen):

in·beel·den <beeldde zich in, h. zich ingebeeld> [ɪmbeldə(n)] VB wk ww zich inbeelden

1. inbeelden (als werkelijk voorstellen):

2. inbeelden (verbeelding hebben):

aan·bid·den <aanbad/bad aan, h. aanbeden/aangebeden> [ambɪdə(n)] VB trans

aan·bin·den <bond aan, h. aangebonden> [ambɪndə(n)] VB trans

1. aanbinden (vastmaken):

uit·beel·den <beeldde uit, h. uitgebeeld> [œydbeldə(n)] VB trans

aan·mel·den1 <meldde aan, h. aangemeld> [amɛldə(n)] VB trans

af·beel·den <beeldde af, h. afgebeeld> [ɑvbeldə(n)] VB trans

ont·gel·den [ɔntxɛldə(n)] VB alleen inf.

af·mel·den <meldde af, h. afgemeld> [ɑfmɛldə(n)] VB trans

ge·gol·den VB

gegolden → gelden¹, → gelden²

See also gelden , gelden

gel·den2 <gold, h. gegolden> [ɣɛldə(n)] VB impers ww (betreffen)

schel·den1 <schold, h. gescholden> [sxɛldə(n)] VB intr

2. schelden (knorren):

keifen pej

schol·den VB

scholden 3. pers pl imp van schelden¹, schelden²

See also schelden , schelden

schel·den2 <schold, h. gescholden> [sxɛldə(n)] VB trans (uitschelden)

schel·den1 <schold, h. gescholden> [sxɛldə(n)] VB intr

2. schelden (knorren):

keifen pej

ver·beel·den <verbeeldde zich, h. zich verbeeld> [vərbeldə(n)] VB wk ww zich verbeelden

1. verbeelden (zich inbeelden):

2. verbeelden (zich voorstellen):

dul·den <duldde, h. geduld> [dʏldə(n)] VB trans

2. dulden (toelaten):

gol·den VB

golden 3. pers pl imp van gelden¹, gelden²

See also gelden , gelden

gel·den2 <gold, h. gegolden> [ɣɛldə(n)] VB impers ww (betreffen)


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski