Dutch » German

Translations for „tollsten“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

tol·len: verb
po·lijs·ten: verb
toe·tas·ten: verb
af·las·ten: verb
be·las·ten: verb
ge·las·ten: verb
troos·ten: verb
in·lijs·ten: verb
om·lijs·ten: verb
ont·las·ten: verb
af·tas·ten: verb
al·bas·ten: adjective and adverb
ba·tis·ten: adjective and adverb
be·mes·ten: verb
be·oos·ten: preposition
be·rus·ten: verb
be·tas·ten: verb
chris·ten: noun
da·mas·ten: adjective and adverb
on·kos·ten: noun

You are viewing results spelled similarly: tollen , toetasten , polijsten , troosten , gelasten , belasten , aflasten , ontlasten , omlijsten , inlijsten , proesten , onkosten , damasten , christen , betasten , berusten , beoosten , bemesten , batisten , albasten and aftasten

tol·len <tolde, h./i. getold> [tɔlə(n)] VB intr

tollen (snel ronddraaien)

tollen (snel ronddraaien)

tollen (van dronkenschap, slaap enz.)

tollen (van dronkenschap, slaap enz.)

mijn hoofd tolt ervan fig

mir raucht der Kopf

over de grond tollen

über den Boden rollen

over de grond tollen (van spelende kinderen)

auf dem Boden herumtollen

zij stond te tollen van de slaap fig

sie taumelte vor Müdigkeit

po·lijs·ten <polijstte, h. gepolijst> [polɛistə(n)] VB trans

polijsten ook fig

toe·tas·ten <tastte toe, h. toegetast> [tutɑstə(n)] VB intr

zulangen inf

tast maar flink toe

af·las·ten VB trans

aflasten → afgelasten

See also afgelasten

af·ge·las·ten <gelastte af, h. afgelast> VB trans

be·las·ten <belastte, h. belast> [bəlɑstə(n)] VB trans

1. belasten (gewichten plaatsen op):

2. belasten (als prestatie vergen; verplichten):

de leidingen zijn te zwaar belasten

die Leitungen sind überlastet

3. belasten (opdracht geven):

zich belasten met iets

etw auf sich acc nehmen

4. belasten (op iems rekening brengen):

5. belasten (belasting leggen op):

mit Steuern belegen

ge·las·ten <gelastte, h. gelast> [ɣəlɑstə(n)] VB trans

gelasten (persoonlijk bevel)

gelasten (iem een opdracht geven)

gelasten (opdracht geven tot iets)

een onderzoek gelasten

eine Untersuchung anordnen

troos·ten <troostte, h. getroost> [trostə(n)] VB trans

zich met een andere vrouw troosten

sich mit einer anderen trösten

in·lijs·ten <lijstte in, h. ingelijst> [ɪnlɛistə(n)] VB trans

om·lijs·ten <omlijstte, h. omlijst> [ɔmlɛistə(n)] VB trans

met muziek omlijst

mit Musik umrahmt

ont·las·ten¹ <ontlastte zich, h. zich ontlast> [ɔntlɑstə(n)] VB wk ww zich ontlasten

1. ontlasten (zijn behoefte doen):

2. ontlasten (uitmonden):

3. ontlasten (zich van zijn inhoud ontdoen):

af·tas·ten <tastte af, h. afgetast> [ɑftɑstə(n)] VB trans

al·bas·ten [ɑlbɑstə(n)] ADJ

ba·tis·ten [batɪstə(n)] ADJ attr

Batist-

batist-

een batisten bloes

eine Batistbluse

be·mes·ten <bemestte, h. bemest> [bəmɛstə(n)] VB trans

bemesten (met mest ook)

be·oos·ten [bəostə(n)] PREP

östlich +gen

be·rus·ten <berustte, h. berust> [bərʏstə(n)] VB intr

1. berusten (steunen op):

fußen auf +dat

nergens op berusten

jeder Grundlage gen entbehren

2. berusten (zich schikken in):

sich ergeben in +acc

sich abfinden mit

ze berusten in hun verlies

sie fügen [o. ergeben] sich in ihren Verlust

3. berusten (in bezit zijn van):

in Verwahrung sein

hinterlegt sein

be·tas·ten <betastte, h. betast> [bətɑstə(n)] VB trans

1. betasten (bevoelen):

2. betasten med.:

chris·ten <christen|en> [krɪstə(n)] N m

Christ m

da·mas·ten [damɑstə(n)] ADJ

Damast-

on·kos·ten [ɔŋkɔstə(n)] N pl

1. onkosten:

onkosten (kosten)

Unkosten pl

onkosten (vooral in verband met beroepsuitoefening)

Spesen pl

onkosten (hetgeen men voorgeschoten heeft)

Auslagen pl

de onkosten declareren

die Unkosten in Rechnung stellen

2. onkosten (buitengewone kosten):

Unkosten pl

iem op onkosten jagen

jdn in Unkosten stürzen

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski