German » Dutch

Translations for „ovum“ in the German » Dutch Dictionary (Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

ˈNo·vum: noun
oˈval: adjective and adverb
rum: adverb
Rum: noun
zum
Baum: noun
drum: adverb
kaum: adverb
Raum: noun
Saum: noun
Slum: noun
Zaum: noun
vom: preposition

You are viewing results spelled similarly: Novum , vom , Zaum , Slum , Saum , Raum , kaum , drum , Baum , zum , Rum , rum and oval

ˈNo·vum <Novums, Nova> [ˈnoːvʊm, -va] N nt meist sing liter

novum

nieuw feit nt

oˈval [oˈvaːl] ADJ

oval

ovaal

rum [rʊm] ADV inf

rum → herum

See also herum

her·ˈum [hɛˈrʊm] ADV

1. herum (um etw im Kreis):

om(heen)

rond(om)

die Reihe herum

2. herum inf (vorüber sein):

om

3. herum (gegen):

um 1800 herum

omstreeks het jaar 1800

4. herum (überall in jds Nähe):

in de buurt van

immer um jdn herum sein inf

altijd in iems nabijheid [o. buurt] zijn

5. herum (herum gehen):

das ist im ganzen Dorf herum inf

dat is in het hele dorp bekend

Rum <Rums, Rums> [rʊm] N m

Rum

rum

zum [ ͜tsʊm]

zum = zu dem

Baum <Baum(e)s, Bäume> [b͜aum, ˈb͜ɔymə] N m

Baum

boom

auf einen Baum klettern

in een boom klimmen

er reißt keine Bäume aus

van hem kun je niet veel verwachten

der Baum der Erkenntnis

de boom der kennis

die Bäume wachsen nicht in den Himmel

de bomen groeien niet tot in de hemel

den Wald vor (lauter) Bäumen nicht sehen

door de bomen het bos niet meer zien

stark sein wie ein Baum

een boom van een vent zijn

einen alten Baum soll man nicht verpflanzen prov

men moet geen oude bomen verzetten

ein Baum fällt nicht auf den ersten Hieb prov

een boom valt niet met de eerste slag

drum [drʊm] ADV inf

drum

drum

sei(')s drum

mit allem, was drum und dran ist [o. hängt]

met alles wat er aan vastzit [o. wat er bij hoort]

das ganze Drum und Dran war wenig erfreulich

het hele gedoe was niet erg plezierig

See also darum

dar·um [daˈrʊm, ˈdaːrʊm] ADV

1. darum (um das):

2. darum inf (deshalb):

erom

3. darum (räumlich):

erom

wat dat betreft

sich darum bemühen

er moeite voor doen

ich gäbe etw darum

ik zou er wat voor geven [o. overhebben]

darum handelt es sich

daar gaat het om [o. over]

kaum darum herumkommen

er nauwelijks onderuit kunnen

sei es darum!

het zij zo!

er weiß darum

hij is ervan op de hoogte

kaum [k͜aum] ADV

1. kaum (beinahe nicht):

kaum

kaum

kaum

amper

es war kaum jd da

er was bijna niem

kaum zwei Meter lang

niet helemaal twee meter lang

kaum zwei Meter lang

ten hoogste twee meter lang

2. kaum (soeben):

kaum

kaum

pas

kaum

juist

3. kaum (wahrscheinlich nicht):

kaum

waarschijnlijk niet

er wird kaum Direktor werden

hij zal wel geen directeur worden

Raum <Raum(e)s, Räume> [r͜aum, ˈr͜ɔymə] N m

Raum

(den) Raum decken SPORTS

ruimtedekking toepassen

der Vermutung Raum geben liter

steeds meer gaan vermoeden

der Kölner Raum

Keulen en omgeving

diese Frage bleibt [o. steht] im Raum fig

deze kwestie blijft onopgelost

Saum <Saum(e)s, Säume> [z͜aum, ˈz͜ɔymə] N m

Saum

zoom

Saum

rand

Slum <Slums, Slums> [slam] N m meist pl

Slum

slum

Slum

slop nt

Slum

Slum

Zaum <Zaum(e)s, Zäume> [ ͜ts ͜aum, ˈ͜ts ͜ɔymə] N m

Zaum

toom

Zaum

jdn/sich im Zaum halten fig liter

iem/zich in toom houden

vom [fɔm] PREP +dat

1. vom:

vom

van de

vom

van het

vom

van

vier vom Hundert

vom Leder ziehen

van leer trekken

2. vom (in Passivsätzen):

vom

door de

vom

Browse the dictionary

German

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski