Dutch » German

vol·le·ren <volleerde, h. gevolleerd> [vɔlerə(n)] VB intr

vol·lo·pen <liep vol, i. volgelopen> [vɔlopə(n)] VB intr

vol·gie·ten <goot vol, h. volgegoten> [vɔlɣitə(n)] VB trans

be·las·ten <belastte, h. belast> [bəlɑstə(n)] VB trans

1. belasten (gewichten plaatsen op):

2. belasten (als prestatie vergen; verplichten):

3. belasten (opdracht geven):

4. belasten (op iems rekening brengen):

5. belasten (belasting leggen op):

af·las·ten VB trans

aflasten → afgelasten

See also afgelasten

vol·stor·ten <stortte vol, h. volgestort> [vɔlstɔrtə(n)] VB trans

vol·le·maan [vɔləman] N f geen pl

ont·las·ten2 <ontlastte, h. ontlast> [ɔntlɑstə(n)] VB trans

1. ontlasten (ontdoen van een last):

3. ontlasten (vrijstellen):

entheben +gen

toe·tas·ten <tastte toe, h. toegetast> [tutɑstə(n)] VB intr

vol·le·dig <volledige, vollediger, volledigst> [vɔledəx] ADJ

2. volledig (alle beschikbare tijd, ruimte vullend):

voll-

3. volledig (volkomen):

vol·leerd [vɔlert] ADJ

vol·ley·bal·len <volleybalde, h. gevolleybald> [vɔlibɑlə(n)] VB intr

af·tas·ten <tastte af, h. afgetast> [ɑftɑstə(n)] VB trans

al·bas·ten [ɑlbɑstə(n)] ADJ

be·mes·ten <bemestte, h. bemest> [bəmɛstə(n)] VB trans

be·oos·ten [bəostə(n)] PREP

chris·ten <christen|en> [krɪstə(n)] N m

da·mas·ten [damɑstə(n)] ADJ


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski