German » Dutch

Translations for „blekken“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

ˈblen·den: transitive verb
ˈble·chen: transitive verb
ˈblei·ben: intransitive verb
ˈblö·ken: intransitive verb
ˈblo·cken: transitive verb
ˈblin·ken: transitive verb
ˈbli·cken: intransitive verb
ˈlen·ken: transitive verb
ˈle·cken: intransitive verb

You are viewing results spelled similarly: lecken , lenken , blicken , blinken , blocken , blöken , bleiben , blechen and blenden

ˈblen·den¹ [ˈblɛndn̩] VB trans a. fig

blenden HISTORY

blenden HISTORY

de ogen uitsteken

ˈble·chen [ˈblɛçn̩] VB trans inf

ˈblei·ben <blieb, geblieben> [ˈbl͜aibn̩] VB intr

das bleibt abzuwarten

dat moeten we (maar) afwachten

bei der Arbeit bleiben

es bleibt alles beim Alten

alles blijft bij het oude [o. zoals het was]

es bleibt zu hoffen, dass …

rest (nog) de hoop dat …

sie blieben für [o. unter ] sich

ze bleven onder elkaar

das war mir in Erinnerung [o. im Gedächtnis] geblieben

dat was mij bijgebleven

das würde ich schön bleiben lassen!

dat zou ik maar niet doen [o. proberen] !

liegen/sitzen/stehen bleiben

blijven liggen/zitten/staan

hier ist nicht meines Bleibens liter

hier kan ik niet blijven

was blieb mir denn sonst?

wat zat er voor mij anders op?

es war dem Finanzamt nicht verborgen geblieben

het was de fiscus niet ontgaan

nichts davon ist geblieben

er is niets van overgebleven

sie müssen sehen, wo sie bleiben

ze moeten maar zien waar ze terechtkomen

sie müssen sehen, wo sie bleiben fig a.

ze moeten maar zien hoe ze er komen [o. hoe ze het rooien]

zum Essen bleiben

zum Essen bleiben

voor het eten blijven

ˈblö·ken [ˈbløːkn̩] VB intr

blöken (Schaf)

blöken (Rind)

ˈblo·cken [ˈblɔkn̩] VB trans

1. blocken (sperren):

2. blocken SGer (bohnern):

ˈblin·ken¹ [ˈblɪŋkn̩] VB trans

SOS blinken

ˈbli·cken [ˈblɪkn̩] VB intr

sich blicken lassen

zich laten zien

das lässt tief blicken!

dat geeft te denken!

ˈlen·ken [ˈlɛŋkn̩] VB trans

1. lenken (steuern):

ein Pferd/Fuhrwerk lenken

een paard/wagen mennen

2. lenken (dirigieren):

einen Staat lenken

een staat besturen [o. leiden] [o. regeren]

gelenkte Wirtschaft

geleide economie

etw zum Guten lenken

iets ten goede keren

3. lenken (richten):

(ertoe) brengen

4. lenken (manipulieren):

eine gelenkte Meldung

een gemanipuleerd bericht

ˈle·cken³ [ˈlɛkn̩] VB intr NAUT

Browse the dictionary

German

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski