Translations for „Dipo“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

diep¹ <diep|en> [dip] N nt

1. diep (plaats waar het water diep is):

diep

Tiefe f

2. diep (vaargeul):

diep

Tief nt

3. diep (vaart):

diep

Kanal m

dik¹ [dɪk] N nt geen pl

1. dik (bezinksel):

dik

Satz m

dik

Bodensatz m

het dik van koffie

der Kaffeesatz

2. dik (wat dik is):

dik

Dicke f

iem door dik en dun volgen

mit jdm durch dick und dünn gehen

dis <dis|sen> [dɪs] N m

1. dis (tafel):

dis

Tafel f

een goed voorziene dis

eine reich gedeckte Tafel

2. dis (maaltijd):

dis

Mahl nt

dit [dɪt] PRON dem pron

dit (enk. o.)

dieses

dit (enk. o.)

dies

dit (met klemtoon)

das

bewijs dit maar eens

das musst du erst einmal beweisen

dit en dat

dieses und jenes

dia <dia|'s> [dija] N m

dia

Dia nt

dia's vertonen

Dias vorführen

dia's in raampjes zetten

Dias (ein)rahmen

die¹ [di] PRON rel pron (antecedent (nog niet geheel) bekend)

die

der m

die

die f

die

das nt

die form

welcher m

die form

welche f

die form

welches nt

hij die het weet, mag …

derjenige, der es weiß, darf …

ik, die dat niet wist, ben toch gegaan (man)

ich, der das nicht wusste, bin doch gegangen

ik, die dat niet wist, ben toch gegaan (vrouw)

ich, die das nicht wusste, bin doch gegangen

dij <dij|en> [dɛi] N f

dij

Oberschenkel m

dij

Schenkel m

op zijn dijen slaan (van plezier)

sich dat (vor Vergnügen) auf die Schenkel schlagen

dief <dieven> [dif] N m

dief

Dieb m

als een dief in de nacht

wie ein Dieb in der Nacht

houdt de dief!

haltet den Dieb!

hij is een dief van eigen portemonnee

er schneidet sich dat o acc ins eigene Fleisch

elk is een dief in zijn nering prov

jeder ist ein Dieb in seinem Gewerbe

wie eens steelt, is altijd een dief prov

wer einmal stiehlt, ist immer ein Dieb

dier <dier|en> [dir] N nt

1. dier (beest):

dier

Tier nt

nuttige dieren

Nutztiere pl

het schadelijk dier

der Schädling

van dieren houden

tierlieb sein

elk diertje heeft zijn pleziertje prov

jedem Tierchen sein Pläsierchen

2. dier biol.:

dier

Tier nt

dier (met inbegrip van de mensen)

Lebewesen pl

3. dier:

dier (aantrekkelijk persoon: meisje)

Zuckerpuppe f

dier (aantrekkelijk persoon: klein kind)

Fratz m

een lekker dier

eine tolle Puppe sl

di·es¹ [dijɛs] N m geen pl (stichtingsdag)

dies

Gründungstag m

dijk <dijk|en> [dɛik] N m

dijk

Deich m

een dijk (aan)leggen

einen Deich bauen

als een dijk

enorm

als een dijk

riesig

een groene dijk

ein Schlafdeich

een dijk van een hit

ein Superschlager

iem aan de dijk zetten

jdn in die Wüste schicken

ding <ding|en> [dɪŋ] N nt

1. ding (voorwerp):

ding

Ding nt

ding

Sache f

ding

Gegenstand m

alle goede dingen bestaan uit drie (in drieën)

aller guten Dinge sind drei

ik zou er een lief ding voor overhebben, als …

ich gäbe viel darum, wenn …

2. ding (feit, gebeurtenis):

ding

Sache f

ding

Ding nt

een ding is zeker, hij komt niet

eins steht fest, kommen tut er nicht

(geen) gekke dingen doen

(keine) Dummheiten machen

dat zijn zo van die dingen!

das sind so Sachen!

3. ding (jonge vrouw, klein kind):

ding

Ding nt

een jong ding

ein junges Ding

dir.

dir.

Dir.

See also directeur

di·rec·teur <directeur|en, directeur|s> [dirɛktør] N m

directeur

Direktor m

algemeen directeur

Generaldirektor m

mijnheer de directeur!

Herr Direktor!

disk <disk|s> [dɪsk] N f

disk

Diskette f

disk

Floppy Disk f

div.

div.

Verschiedenes nt

See also diversen

di·ver·sen [divɛrsə(n)] N pl

diversen

Verschiedenes nt ohne Artikel

diversen

Allerlei nt

di·va <diva|'s> [diva] N f

diva

Diva f

epo [epo] N f geen pl

epo

Epo nt

duo¹ <duo|'s> [dywo] N nt

1. duo (tweetal):

duo

Duo nt

2. duo (duet):

duo

Duett nt

dop <dop|pen> [dɔp] N m

1. dop:

dop (omhulsel: schil, schaal)

Schale f

dop (omhulsel: huls)

Hülse f

de dop van een ei

die Eierschale

een advocaat in de dop fig

ein angehender Rechtsanwalt

pas uit de dop fig

kaum aus dem Ei gekrochen

2. dop:

dop (voorwerp)

Kappe f

dop (afsluiting ook)

Verschluss m

de dop van een tube

der Tubenverschluss

de dop van een vulpen

die Kappe eines Füllers

kijk uit je doppen!

mach die Augen auf!

dope [dop] N m geen pl

dope

Aufputschmittel nt