German » Dutch

Translations for „peinst“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

einst: adverb
ernst: adjective and adverb
ˈun·ernst: adjective and adverb
ˈeins·tig: adjective and adverb
ˈpei·len: transitive verb
Pest: noun
Wanst: noun
Dunst: noun
Ernst: noun
Gunst: noun
Kunst: noun
sonst: adverb
Brunst: noun
Dienst: noun
Pein: noun
ˈpei·ni·gen: transitive verb
ˈpein·lich: adjective and adverb
ˈein·sam: adjective and adverb

You are viewing results spelled similarly: einst , ernst , einstig , unernst , einsam , peinlich , peinigen , Pein , Dienst , Brunst , sonst , Kunst , Gunst , Ernst , Dunst , Wanst , Pest and peilen

einst [ ͜ainst] ADV

1. einst (früher):

einst

eens

einst

eertijds

einst

ooit

2. einst liter (in Zukunft):

einst

eens

einst

eenmaal

einst

in de toekomst

ernst [ɛrnst] ADJ

ernst

ernstig

ernste Absichten

serieuze bedoelingen

jdn ernst nehmen

iem au sérieux nemen

jdn ernst nehmen

iem voor vol aanzien

es steht ernst um den Kranken

de toestand van de zieke is ernstig

es wird ernst

het wordt menens

ˈun·ernst ADJ

unernst

niet ernstig [o. serieus]

ˈeins·tig [ˈ͜ainstɪç] ADJ

einstig

vroeger

einstig

van toen

einstig

weleer

ˈpei·len² [ˈp͜ailən] VB trans

Pest <Pest> [pɛst] N f kein pl MED

Pest

pest

Pest

pestziekte

jdm die Pest an den Hals wünschen inf

iem al het slechte toewensen

Wanst <Wanst(e)s, Wänste> [vanst, ˈvɛnstə] N m

1. Wanst inf pej:

Wanst

pens

Wanst

(dikke) buik

sich dat den Wanst vollschlagen

zich volvreten

2. Wanst inf pej:

Wanst

dikbuik

Wanst

dikke man

Dunst <Dunst(e)s, Dünste> [dʊnst] N m

1. Dunst (Dampf):

Dunst

damp

Dunst

nevel

jdm blauen Dunst vormachen inf

iem iets op de mouw spelden [o. een rad voor de ogen draaien]

sich in (blauen) Dunst auflösen

in rook opgaan

keinen (blassen) Dunst von etw haben

ergens geen flauw benul [o. idee] van hebben

2. Dunst (Ausdünstung):

Dunst

damp

Dunst

wasem

Dunst

uitwaseming

3. Dunst (Geruch):

Dunst

walm

Dunst

stank

4. Dunst MIL kein pl:

Dunst

beschieting

Dunst kriegen

beschoten worden

Ernst <Ernstes> [ɛrnst] N m kein pl

Ernst

ernst

das ist nicht Ihr Ernst!

dat meent u niet!

im Ernst?

meent u dat echt?

im Ernst?

serieus?

im Ernst!

dat is geen grapje!

tierischer Ernst

volkomen gebrek aan humor

Gunst <Gunst> [gʊnst] N f kein pl (Wohlwollen)

Gunst

gunst

Gunst

genegenheid

Gunst

welwillendheid

Gunst

gratie

nach Gunst urteilen

partijdig [o. vooringenomen] oordelen

die Gunst des Schicksals

het gelukkige toeval

die Gunst des Schicksals

de fortuin

die Gunst der Umstände (günstige Konstellation)

de gunstige gelegenheid

zu meinen Gunsten

te mijnen gunste

zu meinen Gunsten

in mijn voordeel

Kunst <Kunst, Künste> [kʊnst, ˈkʏnstə] N f

1. Kunst:

Kunst

kunst

Kunst (Kunstzweig)

kunsttak

Kunst (Kunstform)

kunstvorm

die Akademie der Künste

de Academie voor Schone Kunsten

eine brotlose Kunst

een brodeloze kunst

eine brotlose Kunst fig

een onnutte bezigheid

die darstellende Kunst

de toneel- en danskunst

2. Kunst (Kunstwerke) kein pl:

Kunst

kunst(werken)

Kunst sammeln

kunstwerken verzamelen

3. Kunst (Können, Fähigkeit):

Kunst

kunst

Kunst

kunde

Kunst

kundigheid

die ärztliche Kunst

de geneeskunst

das ist Kunst! inf

uit de kunst!

das ist Kunst! inf

zoiets moet je geleerd hebben!

da hilft keine Kunst mehr

er is geen helpen meer aan

das ist keine Kunst inf

daar is geen kunst aan

Kunst kommt von können iron fig

geen kunst zonder talent

was macht die Kunst? inf fig

hoe staan de zaken?

da bin ich mit meiner Kunst am [o. zu] Ende

nu ben ik ten einde raad

die Schwarze [o. schwarze] Kunst

de zwarte kunst

die Schwarze [o. schwarze] Kunst veraltet

de boekdrukkunst

4. Kunst (Imitation):

Kunst

kunst

Kunst

imitatie

Kunst

namaak

zufrieden sein ist eine Kunst prov

tevreden zijn is grote kunst

sonst [zɔnst] ADV

1. sonst (anders, andernfalls):

sonst

anders

eine Fliege oder sonst ein Insekt

een vlieg of een ander insect

man könnte meinen, er ist sonst jd [o. wer ] inf

je zou gaan denken dat hij heel wat [o. ik-weet-niet-wat] [o. iets bijzonders] is

wir kommen sonst mal vorbei

we komen wel (op) een andere keer langs

wie könnte es auch sonst sein?

hoe kan [o. kon] het ook anders?

sonst was inf

iets anders [o. dergelijks]

sonst was inf

(nog) van alles

sonst was inf

een en ander

sonst was inf

heel wat

sonst wie inf

anders(zins)

sonst wie inf

hoe dan ook

sonst wie inf

heel anders

sonst wie inf

iets bijzonders

sonst wo inf

ergens anders

sonst wo inf

elders

sonst wo inf

waar dan ook

sonst wo inf

God weet waar

sonst wohin inf

ergens anders heen

sonst wohin inf

waar dan ook (heen)

2. sonst (außerdem):

sonst

verder

sonst

anders

sonst

overigens

sonst

nog

sonst noch (et)was? inf (im Laden, Geschäft)

anders nog iets?

sonst noch (et)was? inf (im Laden, Geschäft)

dat was het?

hast du sonst noch Fragen?

heb je verder nog vragen?

3. sonst (früher):

sonst

vroeger

wie sonst

(zo)als altijd

wie sonst

(zo)als vroeger

Brunst <Brunst, Brünste> [brʊnst] N f

Brunst

bronst

Brunst

bronsttijd

Brunst

bronstigheid

Dienst <Dienst(e)s, Dienste> [diːnst] N m

1. Dienst (berufliche Tätigkeit):

Dienst

dienst

Dienst

betrekking

Dienst

baan

außer Dienst

buiten dienst

außer Dienst

in ruste

außer Dienst

gepensioneerd

jdm den Dienst aufkündigen

iem ontslaan

2. Dienst (unterstützende Tätigkeit):

Dienst

dienst

Dienst

hulp

Dienst

service

Dienst am Kunden

klantenservice

jdm gute Dienste erweisen [o. leisten ] [o. tun ]

iem goede diensten bewijzen

jdm den Dienst versagen

het begeven

jdm den Dienst versagen

het laten afweten

zu jds [o. jdm zu ] Diensten sein [o. stehen]

iem van dienst zijn

zu jds [o. jdm zu ] Diensten sein [o. stehen]

tot iems dienst staan

3. Dienst (Amt):

Dienst

dienst(tak)afdeling

Dienst

beheer nt

Dienst

instelling

dem gehobenen/mittleren Dienst angehören

tot het hoger personeel/tot het middenkader behoren

4. Dienst (Arbeitszeit) kein pl:

Dienst

dienst ook fig.

Dienst

werk nt

Dienst habend [o. tuend ]

dienstdoend

Dienst habend [o. tuend ]

van dienst

Dienst nach Vorschrift machen

een stiptheidsactie houden [o. voeren]

Offizier vom Dienst

dienstdoend officier

Dienst ist Dienst und Schnaps ist Schnaps prov

≈ dienst gaat voor het meisje

Pein <Pein> [p͜ain] N f kein pl

1. Pein liter (Leid):

Pein

pijn

Pein

leed nt

2. Pein liter (Strafe):

Pein

straf

Pein

hellepijn

3. Pein liter (Last, Qual):

Pein

last

Pein

kwelling

Pein

moeite

ˈpei·ni·gen [ˈp͜ainɪgn̩] VB trans

1. peinigen liter (jdm zusetzen):

peinigen

pijnigen

peinigen

pijn aandoen

peinigen

martelen

2. peinigen liter (zermürben):

peinigen

kwellen

peinigen

verdriet veroorzaken

von Ungewissheit gepeinigt

door onzekerheid gepijnigd [o. gekweld]

ˈpein·lich [ˈp͜ainlɪç] ADJ

1. peinlich (unangenehm):

peinlich

pijnlijk

peinlich

netelig

peinlich

onaangenaam

2. peinlich (äußerst):

peinlich

pijnlijk

peinlich

uiterst nauwkeurig

peinlich genau

angstvallig nauwgezet

eine peinliche Ordnung

een pijnlijke [o. stipte] orde

3. peinlich veraltet LAW (gewissenhaft):

peinlich

lijfstraffelijk

die peinliche Gerichtsbarkeit

de criminele [o. strafrechtelijke] rechtsbevoegdheid

die peinliche Gerichtsbarkeit

de lijfstraffelijke rechtspleging

ˈein·sam [ˈ͜ainzaːm] ADJ

1. einsam (verlassen):

einsam

eenzaam

einsam

alleen

2. einsam (abgelegen):

einsam

eenzaam (gelegen)

ein einsamer Bauernhof

een afgelegen boerderij

3. einsam (menschenleer):

einsam

eenzaam

einsam

verlaten

einsam

stil

Browse the dictionary

German

ich	peile
du	peilst
er/sie/es	peilt
wir	peilen
ihr	peilt
sie	peilen

Translations for „peinst“ in the German » Dutch Dictionary

einst [ ͜ainst] ADV

1. einst (früher):

2. einst liter (in Zukunft):

ernst [ɛrnst] ADJ

ˈun·ernst ADJ

ˈeins·tig [ˈ͜ainstɪç] ADJ

ˈpei·len2 [ˈp͜ailən] VB trans

1. peilen (die Position bestimmen):

2. peilen NAUT:

3. peilen fig (untersuchen):

Pest <Pest> [pɛst] N f kein pl MED

Wanst <Wanst(e)s, Wänste> [vanst, ˈvɛnstə] N m

1. Wanst inf pej:

2. Wanst inf pej:

Dunst <Dunst(e)s, Dünste> [dʊnst] N m

1. Dunst (Dampf):

2. Dunst (Ausdünstung):

3. Dunst (Geruch):

4. Dunst MIL kein pl:

Ernst <Ernstes> [ɛrnst] N m kein pl

Gunst <Gunst> [gʊnst] N f kein pl (Wohlwollen)

Kunst <Kunst, Künste> [kʊnst, ˈkʏnstə] N f

1. Kunst:

2. Kunst (Kunstwerke) kein pl:

3. Kunst (Können, Fähigkeit):

4. Kunst (Imitation):

sonst [zɔnst] ADV

1. sonst (anders, andernfalls):

2. sonst (außerdem):

3. sonst (früher):

Brunst <Brunst, Brünste> [brʊnst] N f

Dienst <Dienst(e)s, Dienste> [diːnst] N m

1. Dienst (berufliche Tätigkeit):

2. Dienst (unterstützende Tätigkeit):

3. Dienst (Amt):

4. Dienst (Arbeitszeit) kein pl:

Pein <Pein> [p͜ain] N f kein pl

1. Pein liter (Leid):

2. Pein liter (Strafe):

3. Pein liter (Last, Qual):

ˈpei·ni·gen [ˈp͜ainɪgn̩] VB trans

1. peinigen liter (jdm zusetzen):

2. peinigen liter (zermürben):

ˈpein·lich [ˈp͜ainlɪç] ADJ

1. peinlich (unangenehm):

2. peinlich (äußerst):

3. peinlich veraltet LAW (gewissenhaft):

ˈein·sam [ˈ͜ainzaːm] ADJ

1. einsam (verlassen):

2. einsam (abgelegen):

3. einsam (menschenleer):

Browse the dictionary

Links to further information

Feedback

Vocabulary trainer

Synonyms

My search history

ˈpei·len² [ˈp͜ailən] VB trans