Dutch » German

ko·pra [kopra] N f geen pl

kop·lamp <koplamp|en> [kɔplɑmp] N f

kool·sla [kolsla] N f geen pl

ko·per2 <koper|s> [kopər] N m

ko·pie <kopie|ën> [kopi] N m

2. kopie (fotokopie):

Kopie f

3. kopie (afdruk van een foto, film):

Kopie f
Abzug m

ko·pij <kopij|en> [kopɛi] N f

kop·je <kopje|s> [kɔpjə] N nt (drinkgerei)

kop·pel2 <koppel|s> [kɔpəl] N f

1. koppel (draagriem):

Koppel nt

2. koppel (hondenriem):

Koppel f

kop·rol <koprol|len> [kɔprɔl] N m

kop·bal <kopbal|len> [kɔbɑl] N m

kop·pen <kopte, h. gekopt> [kɔpə(n)] VB trans

1. koppen SPORTS:

2. koppen (de kop afsnijden):

3. koppen (melden):

kop·pig <koppige, koppiger, koppigst> [kɔpəx] ADJ

2. koppig (naar het hoofd stijgend):

kop <kop|pen> [kɔp] N m


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski