Dutch » German

lie·ten VB

lieten 3. pers pl imp van laten¹, laten²

See also laten , laten

la·ten1 <liet, h. gelaten> [latə(n)] VB trans

5. laten (overlaten, achterlaten):

lief·heb·ster N f

liefhebster feminine form of liefhebber

See also liefhebber

in·lijs·ten <lijstte in, h. ingelijst> [ɪnlɛistə(n)] VB trans

mis·tas·ten <tastte mis, h. misgetast> [mɪstɑstə(n)] VB intr

om·lijs·ten <omlijstte, h. omlijst> [ɔmlɛistə(n)] VB trans

af·las·ten VB trans

aflasten → afgelasten

See also afgelasten

af·tas·ten <tastte af, h. afgetast> [ɑftɑstə(n)] VB trans

al·bas·ten [ɑlbɑstə(n)] ADJ

ba·tis·ten [batɪstə(n)] ADJ attr

be·las·ten <belastte, h. belast> [bəlɑstə(n)] VB trans

1. belasten (gewichten plaatsen op):

2. belasten (als prestatie vergen; verplichten):

3. belasten (opdracht geven):

4. belasten (op iems rekening brengen):

5. belasten (belasting leggen op):

be·mes·ten <bemestte, h. bemest> [bəmɛstə(n)] VB trans

be·oos·ten [bəostə(n)] PREP

be·rus·ten <berustte, h. berust> [bərʏstə(n)] VB intr

3. berusten (in bezit zijn van):

be·tas·ten <betastte, h. betast> [bətɑstə(n)] VB trans

2. betasten med.:

chris·ten <christen|en> [krɪstə(n)] N m

da·mas·ten [damɑstə(n)] ADJ

proes·ten <proestte, h. geproest> [prustə(n)] VB intr

1. proesten (niezen):

2. proesten (snuivend blazen; in lachen uitbarsten):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski