Dutch » German

re·bels <rebelse, rebelser, meest rebels> [rəbɛls] ADJ

1. rebels (opstandig):

he·mels [heməls] ADJ

hels [hɛls] ADJ

1. hels (uit, van, in de hel):

Höllen-

2. hels (woedend):

hei·bel <heibel|s> [hɛibəl] N m

1. heibel (herrie):

Radau m

2. heibel (onenigheid):

Krach m

re·bel <rebel|len> [rəbɛl] N m

Bij·bels [bɛibəls] ADJ

1. Bijbels (van de Bijbel):

2. Bijbels (altijd de Bijbel aanhalend):

bibelfest

heb·ben2 <had, h. gehad> [hɛbə(n)] VB trans

es scheint, dass
wat moet je (van me) hebben? pej

biels <biels|en, bielzen> [bils] N f

du·vels

duvels abbreviation of duivels

See also duivels

speels1 <speelse, speelser, speelst> [spels] ADJ

3. speels (grillig):

bizarr form

steels <steelse, steelser, steelst> [stels] ADJ

heb VB

heb 1. pers sing pres van hebben¹, hebben²

See also hebben , hebben , hebben

hebben3 VB

hebben 1., 2., 3. pers pl pres van hebben¹, hebben²

heb·ben2 <had, h. gehad> [hɛbə(n)] VB trans

es scheint, dass
wat moet je (van me) hebben? pej

heb·ben1 <had, h. gehad> [hɛbə(n)] VB aux (ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord)

hebt VB

hebt 2. pers sing pres van hebben¹, hebben²

See also hebben , hebben , hebben

hebben3 VB

hebben 1., 2., 3. pers pl pres van hebben¹, hebben²

heb·ben2 <had, h. gehad> [hɛbə(n)] VB trans

es scheint, dass
wat moet je (van me) hebben? pej

heb·ben1 <had, h. gehad> [hɛbə(n)] VB aux (ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord)

roe·bel <roebel|s> [rubəl] N m

els1 <elzen> [ɛls] N f (gebogen priem)

els
Ahle f

heb·be·rig <hebberige, hebberiger, meest hebberig> [hɛbərəx] ADJ


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski