Dutch » German

ge·spron·gen VB

gesprongen volt. deelw. van springen

See also springen

sprin·gen <sprong, h./i. gesprongen> [sprɪŋə(n)] VB intr

4. springen (kaatsen):

touw·tje·sprin·gen [tɑucəsprɪŋə(n)] VB alleen inf.

ge·van·ge·ne <gevangene|n> [ɣəvɑŋənə] N m en f

1. gevangene (gevangen genomen persoon):

Gefangene(r) f(m)

2. gevangene (gedetineerde):

Gefangene(r) f(m)

ge·spro·ken VB

gesproken volt. deelw. van spreken¹, spreken²

See also spreken , spreken

spre·ken1 <sprak, h. gesproken> [sprekə(n)] VB intr

1. spreken (klanken voortbrengen):

3. spreken (zich doen gelden):

5. spreken (blijken) + uit:

uit·ge·spro·ken [œytxəsprokə(n)] ADJ


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski