Dutch » German

wurm <wurm|en> [wʏrm] N nt (kind, dier)

hars <hars|en> [hɑrs] N nt of m

Harz nt

mars2 [mɑrs] INTERJ

vers1 <verzen> [vɛrs] N nt

2. vers (couplet):

Vers nt

3. vers (gedicht):

Gedicht nt

bars <barse, barser, barst> [bɑrs] ADJ

Iers [irs] ADJ

kers1 <kers|en> [kɛrs] N m (boom)

Mars [mɑrs]

Pers <Perzen> [pɛrs] N m

gors <gorzen> [ɣɔrs] N f dierk.

wals2 <wals|en> [wɑls] N f (pletrol)

was1 VB

was 1., 2., 3. pers sing imp van zijn², zijn³, zijn⁴

See also zijn , zijn , zijn , zijn , zijn , zijn

zijn6 [zɛin] VB

zijn 1., 2., 3. pers pl pres van zijn², zijn³, zijn⁴

zijn1 [zɛin] N nt geen pl

Sein nt

wees1 <wezen> [wes] N m


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski