Dutch » German
You are viewing results spelled similarly: hing , ding , ging , kind , kink and kin

ging VB

ging 3. pers sing imp van gaan¹, gaan²

See also gaan , gaan

gaan1 <ging, i. gegaan> [ɣan] VB intr

1. gaan:

gaan ((met) voer-, vaartuig)
zu Tisch gehen form
er gaat (me) niets boven fig
es geht nichts über +acc
hoe ga je?
in sich acc gehen
ik kan gaan en staan waar ik wil! fig inf
te ver gaan fig

6. gaan (verdwijnen):

(da)hin sein inf

ding <ding|en> [dɪŋ] N nt

3. ding (jonge vrouw, klein kind):

Ding nt

hing VB

hing 3. pers sing imp van hangen¹, hangen²

See also hangen , hangen

han·gen1 <hing, h. gehangen> [hɑŋə(n)] VB trans (bevestigen, ophangen)


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski