Dutch » German
You are viewing results spelled similarly: ring , ving , hing , ding , ging , tong , tang , tint and tin

tin [tɪn] N nt geen pl

tin
Zinn nt

tang <tang|en> [tɑŋ] N f

2. tang inf (kwaadaardige vrouw):

ging VB

ging 3. pers sing imp van gaan¹, gaan²

See also gaan , gaan

gaan1 <ging, i. gegaan> [ɣan] VB intr

1. gaan:

gaan ((met) voer-, vaartuig)
zu Tisch gehen form
er gaat (me) niets boven fig
es geht nichts über +acc
hoe ga je?
in sich acc gehen
ik kan gaan en staan waar ik wil! fig inf
te ver gaan fig

6. gaan (verdwijnen):

(da)hin sein inf

ding <ding|en> [dɪŋ] N nt

3. ding (jonge vrouw, klein kind):

Ding nt

hing VB

hing 3. pers sing imp van hangen¹, hangen²

See also hangen , hangen

han·gen1 <hing, h. gehangen> [hɑŋə(n)] VB trans (bevestigen, ophangen)

ving VB

ving 3. pers sing imp van vangen

See also vangen

van·gen <ving, h. gevangen> [vɑŋə(n)] VB trans

3. vangen inf (beetnemen):

4. vangen inf (verdienen):

ring <ring|en> [rɪŋ] N m

1. ring (sieraad):

Ring m
Reif m form

3. ring (turndiscipline) pl:

Ringe pl

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski